EMMA, DE BRUID
speurde zij, hoe haar gevoel voor Jacques zich eiken dag verinnigde en verdiepte.
Hij was haar liefde waardig. Hij was een goed en betrouwbaar man.
En Yvo een wispelturige jongen, die versmaadde, wat
hij had kunnen krijgen en wilde hebben, wat hij niet
krijgen kon. En bovendien had hij de tacteloosheid gehad, om over de advertentie te spreken. .. .
— Leni, zei ze, zou't je onmogelijk zijn, om Alfred alles te bekennen?
— Ja, zei Leni, dat is on-nio-ge-lijk, Emma. Alfred is niet als Jacques....
— Neen....
— Alfred is de oppervlakkigheid en banaliteit zelve. Ik
mag hem wel, heusch! Hij amuseert me; hij is dol op mij
en ik heb hem feitelijk niets te verwijten. Maar
hij is nu eenmaal geen Jacques. Wat jij ongestraft aan Jacques kon zeggen, en wat je ook gelukkig dadelijk hebt gedaan, — later zou 't je misschien ook te moeilijk zijn gevallen — dat kan ik niet aan Alfred. Begrijp je dat niet?
Ja, eigenlijk begreep Emma het wel
— En wat zou 't geven, als ik hem alles bekende? Bij
jou heeft je biecht je nader tot Jacques gébracht bij mij
zou 't het einde van mijn engagement beteekenen.
— Ja . .. misschien wel... stemde Emma aarzelend toe.
— En dat wil ik niet.
— Dat wil je niet? Je wilt dus werkelijk met Alfred trouwen?
— Natuurlijk!
— Bedenk je nog 's goed, Leni zou je gelukkiger zijn
mèt Alfred, dan zonder hem?
— Dat in élk geval. Alleen zou ik nu niet meer kunnen zijn. Geloof me, onmogelijk.
— Maar je zei toch zooeven dat je zélf je leven
vernietigde dat je te gronde ging
— Nu, ja! 'n oratorische frase in m'n opgewondenheid. Ik bén ongelukkig, ik zal 't niet ontkennen, maar. ... mis-