EMMA, DE BRUID

— Wat zal hij blij zijn, de jongen. Maar ik ben óok blij, o, innig, kind!

Leni lachte haar zuster toe. Ja, zij was nu kalm, volkomen; zij sprak daarin de waarheid. Maar.... soms voelde zij zich, of haar vonnis van ter-dood-veroordeelde gewijzigd was in levenslange gevangenisstraf. Zij onderwierp er zich aan, omdat zij niet anders kon.... Maar levenslang ... levenslang....

Trouwen met Alfred.... zij deed het natuurlijk. Zij had nu immers niets meer om op te hopen, om op te wachten? ... Niets!.... Dus zij trouwde met Alfred. Maar.... levenslang aan hem verbonden te zijn....

Met strakken wil hield zij zich in bedwang. Zij wilde zich niet laten beangstigen door haar eigen gedachten. Aarzelloos moest zij nu verder gaan op den weg, dien zij uit eigen vrijen wil had gekozen. En zij wilde het ook!

Misschien zou zij wel wennen aan Alfred, op den duur. Maar.... altijd met hem samen te zijn.... levenslang.... levenslang....

(Wordt vervolgd)