HET SOLDAATJE

door

JO MANDERS

De meisjesachtig-tengere Frits van Wiersen was er in geloot en de familie begreep, dat het onmogelijke beproefd moest worden om den nerveuzen, overgevoeligen jongen deze bezoeking te besparen. Als kind had hij een enkele maal een zenuwtoeval gehad, dus toog hij ter keuring gewapend met een medisch attest. Desniettegenstaande oordeelde de militaire dokter hem geschikt voor den dienst. De huisdokter-vriend vond na een minutieus onderzoek een kleine hartsafwijking. Desalniettemin werd hij na herhaalde keuring ingelijfd. Dus zei Frits zijn muzikale studiën voorloopig vaarwel en vertrok, fatalistisch gestemd, naar de school ter opleiding van reserve-officieren.

Zijn zachte, zielvolle oogen stonden droevig en zijn hart wérkte abnormaal toen hij het ontelbare aantal lotgenooten zag, wier aanwezigheid hij, de schuwe, nu noodgedwongen dag en nacht verdragen moest. Hij vreesde de kameraadschap, die ze hem zouden opdringen. Zijn aangeboren geestesafwezigheid bewaarde hem voor het realiseeren van hard gevloek en ruwe woorden. Ook het spottend gelach van zijn makkers over deze verstrooidheid gleed hem voorbij.

lx 5