DE AVONTUURLIJKE JEUGD VAN LAUZUN

oogen vonden er behagen in hem gade te slaan, terwijl hij fier en kwiek den Vorst naar het altaar begeleidde. Maar Lauzun bekommerde zich nog allerminst om de strenge nicht des Konings en hechtte weinig of geen belang aan heel die vrouwelijke hulde, waarvan hij zich het middenpunt wist. Zijne gedachten volgden een ander spoor: in de schaduwige kaarsen-klaarte van de kerk, ontwaarde zijn geoefend oog, naast de oude, dikke Madame de Gramont, de loome lijn van Madame de Valentinois' sappig lichaam en de mollige welving van een borst, een hals, een wang waarop hij was belust met heel de gretigheid hem eigen.

Doch aan alles komt een einde. De lange, toch niet onaangename terugreis naar Parijs neemt een aanvang, nog een korte verlenging van al het gesmaakte genot gedoogend, onvergetelijk voor wie er deel aan nemen mocht. Van de Pyreneesche grens tot de hoofdstad is de afstand aanzienlijk, en traag nog zijn de middelen van vervoer, voor heel zoo'n hofstoet; de warmte stijgt van dag tot dag, ook maakt men de dagreizen niet te lang: zoodra men, in den loop van den namiddag, een kasteel bereikt, houdt men er gewillig stil om er den avond en den nacht door te brengen; ten einde de feeststemming, die nog voort wil duren, niet al te plots af te breken, worden de violonisten of de comedianten nog maar eens aangesproken en improviseert men, liefst in open lucht, onder den geurenden adem van den avond, een bal, een concert of een tooneeluitvoering te meer. Zoo ziet men weken achtereen den stoet langzaam vooruitschrijden over de stoffige wegen, onder de blakende zon, terwijl menschen en dieren hijgen: een eindeloozen optocht van vergulde koetsen en draagstoelen, ruiters en soldaten; de Koning rijdt voorop, gevolgd door zijn hovelingen en de twee schitterendgetooide kompanieën van de edelen met de gekromde wapenbijl, al hun pluimen en linten los en kleurig wapperend tusschen het loover en het koren, in een vonkeling van zijde en staal; de koningin-moeder en de jonge vorstin, alsmede de meeste dames van haar gevolg zoeken in de ruime rijtuigen beschutting tegen de hitte; toch zijn de dames daarom niet neerslachtig; onder elkaar kouten en schertsen zij, ach-