KRONIEK DER LETTEREN

of minder aangenaam is, staan als levende figuren voor ons. Het andere echtpaar, als het ware hun tegenvoeters, idealisten, die leven voor anderen, wier illusie: een tehuis voor verwaarloosde kinderen te stichten, ze verwezenlijkt hebben, zoodra ze wat geld erfden. Ook hun streven en wenschen begrijpen we, we zien deze menschen te midden der kinderen in het tehuis, dat de spil van hun bestaan vormt: Anton Meyering, een degelijk, geacht lid van de maatschappij, een man die leeft voor zijn idealen en voor anderen, en Martha, zijn vrouw, een verstandige, evenwichtige vrouw, die zich uit een moeilijke jeugd heeft opgeworsteld en met hem leeft meer als kameraad dan als vrouw, verbonden door dezelfde interesse voor allerlei problemen en dezelfde opvattingen.

Deze vier menschen, van wie de mannen jeugdvrienden zijn, komen door een toeval samen en wat niemand gedacht zou hebben, zijzelf wel allerminst, geschiedt: Meyering en Josée worden verliefd op elkaar en plotseling valt alles weg, wat tot nu toe zijn leven uitmaakte en de waarde ervan, alsof het weggeschroeid werd door de verterende felheid van zijn begeeren. 't Is hem als leefde hij nu pas voor het eerst, alsof niet hij die man was, die vijf-en-veertig jaar lang zijn leven nuttig besteed had in het belang der menschheid, als begreep hij nu pas de werkelijke waarde van het leven. «Gestalten in een spiegel»; een andere zijde van zijn wezen is naar voren gekomen, doet hem plots een ander mensch lijken. En midden in deze crisis wordt hij uit het leven gerukt door een auto-ongeluk, dat gebeurt terwijl hij met Stephan er op uit is, de laatste aan het stuur. Daar we Stephan hebben leeren kennen als een man, die voor niets terugdeinst, en we bovendien weten, dat hij de liefde van zijn vrouw voor Meyering had opgemerkt, krijgen we neiging hem van opzet te beschuldigen. Martha keert na den slag, die haar getroffen heeft, naar haar «tehuis» in Holland terug en probeert daar verder te leven in den geest van haar man. Dit lukt haar vrij goed, tot Josée haar na een tijd eens komt opzoeken en haar als het ware haar eigen vermoeden suggereert, n.1. dat Stephan den auto moedwillig in het ongeluk heeft gestuurd. Wanneer dan in dienzelfden tijd Stephan haar wil bezoeken, om haar geldelijken steun voor haar «tehuis» aan te bieden, laat ze hem, ondanks een hevig gevoel van tegenzin, komen, hoofdzakelijk uit een drang om de waarheid daaromtrent uit hem te

rukken. Hij komt en inplaats van de bekentenis uit hem te

krijgen, dien ze verwacht, bekent hij haar zijn liefde. Een liefde, die hij heeft gevoeld van het eerste moment dat hij haar ontmoette en die na haar heengaan, in de tijden die hij haar niet gezien heeft, steeds is gegroeid en in felheid toegenomen. En nu komt ook van Martha een zijde te voorschijn, die we niet van haar vermoedden en die zij zelf ook niet kende, want nu blijkt