DE VERRE PRINS

verliefd op te wezen. Hij neemt haar als een kind tusschen zijn knieën en leest haar grootvaderlijk de les.

„Wat foèn je gisteravond weer laat thuis gekomen." — Vindt ze het wel in den haak, met een totaal vreemden jongen uit te gaan, nu ze geëngageerd is en op trouwen staat? Niet dat hij zich ergens mee bemoeien wil, hij heeft ook zijn tijd gehad; hij komt alleen op voor de belangen van zijn broer.

Amke weet niet waar die philippica heen moet, ze durft zich niet verroeren, nog overtuigd van zijn goede bedoelingen. Maar als hij haar op zijn knie trekt en haar zoenen wil, rukt ze zich driftig los en zegt boos, dat hij haar vriendschap voor Frank niet moet bekladden.

„Kind," smaalt Johan, „vriendschap tusschen jou en dien jongen? Hij is straal verliefd op je!"

De deuren van het logeerkamertje zijn naar den kant van het houten platje opengeslagen. Er staan aardige witgelakte meubeltjes, want dit wordt later het home van Cecilio, Er is pen ruime bedstede, waarvoor crcme-met-rose-rozen bedrukte gordijnen, die naar twee kanten met rose linten zijn opgenomen en die aan de slaapgelegenheid het aanzien van een poffertjeskraam geven. Amke vindt het eiken avond weer even grappig er in te verdwijnen. Maar vanavond ziet ze nergens iets grappigs in. Een plas maanlicht op den vloer is ook niet grappig en nog minder het geloei van het vee, dat uit de donkere stallen opstijgt en dat als een aanklacht klinkt tegen de wreede menschen, die ter-dood-veroordeelden twee dagen vóór hun executie voedsel onthouden. Amke vindt het een verschrikkelijk geluid; ze slaapt er anders doorheen, nu ligt ze er op te wachten. Ze hoort ook de trams denderen over de brug, een trein gillen en in de Rietlanden roept een boot naar een wijde, verre verlatenheid.

»Hij is straal verliefd op je.« Die woorden vervolgen haar als een voortdurende obsessie. Ze gelooft ze niet, Johan brengt wel meer onzin te berde, maar ze maken haar toch onrustig. Waarom plagen ze haar zoo, waarom lieten ze haar niet met rust. Ze herinnert zich ineens, dat ze al in een week geen brief van Lodewijk heeft ontvangen. Ze