VRIJ EN ONVRIJ

„Je meent, dat ze door zal zetten, ook als ik er tegen ben?"

,,Ja, en ook. ... is zij zich bewust, dat ze dien man gelukkig kan maken?"

„Kom kom, Jet mag er zijn. Twijfel je nu aan je eigen zuster?"

„Soms," zei Reinier bedachtzaam. „Wat weet u van hem?"

„Ze heeft hem ontmoet daar bij oom en tante. Oom had had hem behandeld en tante, altijd begeerig naar een afleidinkje, heeft hem bij zich aan huis gevraagd. Meer dan zijn naam, Henk Merens, zijn leeftijd, vijf-en-twintig, weet ik ook niet van hem. En zijn ideeën. Die schijnen op ons Jetje een machtigen indruk te hebben gemaakt, theorieën van «je uitleven» en in den eersten brief, dien ze vanochtend kreeg, schijnt ook gestaan te hebben: »de eerste plicht van een mensch is mensch te zijn.« Nu weet je het wel zoowat. Er komt uit zulke woorden direct een beeld voor je geest "

Reinier lachte, dezelfde weerhouden lach van zijn vader:

„Nee, heusch, dat gaat niet, een vent die dat nu nog van stal haalt!"

„Maar," aarzelde Henri Kroon, „ligt het aan mij misschien, had ik haar niet moeten waarschuwen?"

„Waarschuwen tegen half ontwikkelden?"

„Multatuli zou je niet moeten hooren!"

„Nu ja, die was een geniaal mensch, maar dat zijn gezegden gemeenplaatsen voor dergelijke ruwe diamanten werden, zal hij wel niet hebben bedoeld. Ik zal wel eens met haar praten, vader; vertel nu eens, hoe U 't met juffrouw van Heusden hebt gehad."

„Best." — Plotseling voelde Kroon behoefte iets heel vriendelijks van haar te vertellen, maar wat eigenlijk, wist hij niet. De glimlach bleef wijlen rond den mond, lichtte in zijn oogen.

„Een lieve vrouw, Rein, en een onverstoorbaar humeur en je weet: onze oude Jans is niet altijd makkelijk."

„Jans is overigens iets onvervangbaars, waren er zoo maar meer. Die orde, die stiptheid "

Hij dacht aan de zusters in 't Ziekenhuis en aan nog meer half nauwkeurige menschen. Sommigen als Kitty, zijn vrien-