EMMA, DE BRUID

houden, «anders dan anderen» te zijn. Dus daarin zijn we geslaagd?

— Ja, wees maar gerust, glimlachte Maria, en in zichzelve dacht zij:

Gelukkige veerkracht der jeugd. Werkelijk, ik vreesde, dat deze kinderen voor goed waren geknakt. En nu toch! Zelfs dit vreeselijke, dat zij hebben ondergaan, en dat op vele anderen, ouderen vooral, vernietigend zou hebben ingewerkt, heeft hen wel verdoofd, maar gebroken, neen. O, gelukkige veerkracht der jeugd!

Zij liet de meisjes alleen op de groote logeerkamer; en toen de gong voor het diner had geluid, zag zij tot haar verrassing de eetzaal binnen komen twee bekoorlijke figuurtjes, de eene in zijzachte, goudkleurige kant, met een reusachtige rose fantasiebloem tegen den schouder, de andere in een zeer luchtig creatietje van witte duchesse, met een even groote bloem in blauw.

Maria bemerkte den laatdunkenden blik, dien haar man op de beide meisjes wierp, en ze zei vlug:

— Ah, dat zijn zeker de Brusselsche japonnetjes, die jullie mij wou laten zien? Ze zijn snoezig, ik kan niet anders zeggen.

— Maar morgen hebben we ze gezien, en verschijnen jullie weer in gewoon toilet, klonk de afgemeten, doch zeer nadrukkelijke stem van oom Derck.

De meisjes wisselden een blik, en openden reeds de lippen toen onderschepten zij ook den blik, dien tante Maria op hen wierp en zij begrepen en zwegen.

Vroeger hadden zij zich niet gestoord aan lante Ma-

ria's verzoek. Maar sindsdien waren zij ouder, o, veel ouder geworden....

— Zeker, oom, zei Folly, we hebben ook onze schooljurken nog bij ons.

Doch dit was ook de eenige spot, dien zij zich veroorloofden.

Maria onderhield met haar nichtjes een oppervlakkig gesprek, en ofschoon ze het haar hadden «verboden», zij kon toch niet nalaten, hen onderzoekend gade te slaan.