VAN HET NOORD-LIMBURGSCHE LAND

die naar geen enkele stem meer luisteren kon behalve naar de inblazingen van den haat en den nijd.

De herberg van den Witjesboer verliep in een paar maanden geheel. Toen noch de Hannesboerschen, noch de Spraoneveldschen ze meer bezochten, kwam er al heel gauw zoo goed als niemand meer, tenzij 's Zondags 's avonds een bedronken troep met de bedoeling daar »nog eens de beest te gaan uithangen«. Zoodra de Witjesboerschen dat begrepen, hadden zij geprobeerd, dat te voorkomen door vroeg te sluiten. Met het gevolg, dat de voordeur uit de posten werd gerammeid met een boomstammetje, geen ruit van het huis heel bleef en zelfs de pannen van het dak vlogen. De eenige politie van de heele gemeente, die in beide kruisrichtingen een doorsnede had van ongeveer vier uren gaans, bestond uit twee veldwachters. Surveillance-dienst kenden die echter niet. Zij gingen alleen uit, als zij gestuurd of gehaald werden, en verschenen bovendien nooit op die plaatsen, waar gevochten werd. Niemand zou dat ook verwacht hebben als strijdend tegen de traditie. De Witjesboer verkocht zijn goedje en de heele familie ging het groote water over, naar Amerika....

Ties liep met bedrukt gezicht en hangenden kop langzaam over de velden en wegen, den fichterdag tegemoet. In het gezelschap van Wullem zag men hem nooit meer. Hij verhuurde zich bij een boer in een ander gehucht van de gemeente, ongeveer twee uren van den Hannesboer af, wat voor hem bijna gelijk stond met een vreemd land. Iedereen zag het hem aan, dat hij geen »zin of moed« meer had, en vond dat ook vanzelfsprekend: hoe zou hij zich daar ooit kunnen gewennen, zoo ver weg, waar alles immers zoo heel anders was?.... Men had medelijden met Ties en voorspelde, dat het zich nog wel leggen zou met Wullem.

Maar het legde zich niet. En Ties fichterde met een wrokkig gemoed. De vele weken, dat er nu niets bijzonders meer was gebeurd, vooral in den langen Vastentijd voor Paschen, hadden de fel opgezweepte onrust weer vervaagd, en dus begon men wel opnieuw naar wat spanning brengend nieuws te verlangen, voor gepraat en gewroet, gehits en gestook. Het vertrek van Ties bij den Hannesboer bracht de wel-