KRONIEK VAN HET TOONEEL

Vogel-scène, had hij eveneens gemakkelijk een «o hoe snoezig! o hoe schattig!» — succès. Ik zou het veel genietbaarder hebben gevonden als de prinses — mevrouw Royaards — niet weêr het hoog uithalende, opgedreven zingzangtoontje had aangewend, dat een der allerminst wenschelijke dingen is uit de erfenisRoyaards. Wij hebben veel schoonheid uit die erfenis dankbaar te aanvaarden, maar dit zingzang-tooneeltoontje behoorde in een herrezen »Neêrlandsch« geweerd te worden. Saalborn zelf wendde het toch gelukkig óók niet aan, toen hij zijn strofen over de liefde (in het laatste tafereel vóór de pauze) met zulk een gloed en overtuiging, en zulk een voortreffelijke dictie, de zaal in zegde.

De regisseur had wijselijk de vertaling van Burgersdijk zóó bewerkt, en hier en daar besnoeid, dat lange, op 't tooneel onuitspreekbare letterlijk-vertaal-clauzen er door gesupprimeerd of eenvoudig uitspreekbaar door werden gemaakt.

Véél Gemin is er in deze opvoering voorzeker geweest, maar Veel Gewin ook. Vooral het gewin van het levende, vlotte, als electrische, tempo, dat het geheel bezielde, en over veel al te kinderachtigs heen hielp.

j>Het Schouwtooneel« zette het nieuwe seizoen in met een moordgeschiedenis: »Het Geheimzinnig Pension«, die in het Londensche Lyric Theatre als »Murder on the Second Floor« avond aan avond publiek heeft getrokken en die, vooral van opzet en trouvaille, dan ook bizonder geslaagd mag heeten. »Een vroolijk Griezelstuk« is dit stuk van Frank Vosper, en het vroolijke bestaat in de vondst, heel aan 't slot, dat al de griezeligheid ten slotte maar fictie blijkt. Een jong tooneelschrijver in een pension (voortreffelijk uitgebeeld door den niet meer jongen Ko Arnoldi) krijgt van de dochter der pensionhoudster (en Dogi Rogani was nu eens als een echt jong meisje, dat »Het Schouwtooneel« sinds jaren zoo noodig had) te hooren dat er meer spanning, meer «thrill» moet zitten in zijn stukken. Dit laat hij zich niet zeggen! En hij verzint een griezelmoordstuk — een slachtoffer dat met een mes in zijn keel wordt gevonden, en een jong meisje dat zich van kant maakt — waarvan de «harmlose», ongevaarlijke, burgerlijk-goedige pensiongasten, door hem tot misdadigers en belaagden ömgefantaseerd, de tooneelpersonen zijn. Door de moordgeschiedenis op het tooneel, dus als tooneel op tooneel te doen spelen, bereikt hij verrassende effecten.

Het »Rott. Hofstad-Tooneel« had een gelukkigen greep voor den seizoen-inzet met »Meisjes op een Oorlogsschip«, een allera.ardigst amusementsstuk van Ian Hay en Stephen King Hall.

Op een Engelschen kruiser, ergens in een haven van de ZuidChineesche Zee, zijn twee jonge dames op bezoek, buiten weten van den commandant, die een vrouwenhater is, als opeens de