VRIJ EN ONVRIJ

Beheerscht had zich van den Bogert, tot op de slaapkamer. »Elkander«, schrijft zoo'n vlegel. Wat is er te begrijpen geweest aan dien ellendigen jongen, die zes en een half jaar noodig heeft gehad om onder de gunstigste omstandigheden meester in de rechten te worden, nadat hij acht jaar

over 't gymnasium deed

„We begrijpen elkander niet," hoonde hij in 't donker naar het andere bed. „Hoe kom ik aan zoo'n jongen, aan al die kinderen, waarvan er geen een naar mij aardt? Welke vader heeft, als ik, in een drukken werkkring zijn jongens- de lessen overhoord, als ik. En nu de resultaten? De eene is, God-zij-dank, commies bij de posterijen geworden, de andere adjunct-commies op een ministerie en luilakt, komt niet verder als hij zoo blijft. En ik wil ook niet dat hij verder komt; ik zal geen stap doen om hem zijn bevordering lichter te maken, daarvoor ben ik te veel ambtenaar, ik zal hem "

„Willem, Willem " klaagt uit een andere plek m 't

donker de stem der moeder.

„Huilen, huilen, dat is makkelijk en nu zal ik je ook niet meer sparen. Een feit is dat Arnold een wenk gekregen heeft; als deze wenk niet helpt, gaat hij naar een andere afdeeling, die minder verantwoordelijk werk vraagt, nog minder. Zóó staat het er met je oudste voor, je lieveling, is het niet...."

Een snerpende gil plotseling uit het donker; een stuiving van lakens en dekens. „Ik moet ik wil "

Het licht is al aan en van den Bogert werpt zich op de wanhopige vrouw, die heen en weer loopt, zitten gaat, de hand aan het voorhoofd gedrukt, weer opstaat om te loopen, heen en weer in een kamer die haar omsluit, wijl ze wèg zou willen, een deur of een venster uit. „O, Willem," zegt ze plotseling en ze meent de oorzaak van haar onrust te begrijpen, „die gil van me, kunnen de kinderen dien hebben gehoord?"

„Natuurlijk," antwoordt de man automatisch; want hij is zeer waarheidlievend. Haar oogen staan hem echter niet aan; ze zijn fel. Zijn dit nog blauwe oogen, die donkere vlekken in wijde, diepe kuilen, die in hun felheid xi 2