EMMA, DE BRUID

— En hoe zalig voor je, als hij je zou zien als bruid.

— Ah! zalig! ja!

Emma, dood-vermoeid van al haar stormende emoties, voelde zich een kracht ingieten door Leni's woorden, waarop zij misschien wel intuïtief had gehoopt, toen zij bij haar zuster hulp had gezocht.

— Jij! jij! hebt hem afgewezen! zei Leni, en zonder dat zij het wist, klonk er een benijding in haar stem, die Emma nog sterker te maken scheen. En toen, in een spontane oprechtheid, zei ze:

— Ik wou, dat ik in je plaats was, Emma.

— Als jij in mijn plaats was, Leni, wat dan?

— Wat bedoel je?

— Zou je dan....

— Of ik aarzelen zou? Nooit! nooit in der eeuwigheid! Voor zoo'n man, die je de beleediging heeft aangedaan, te veronderstellen, dat jij, voor hèm, die advertentie

— Ach! zuchtte Emma verruimd.

Dat was zij vergeten: die hoon! die vernedering!

Maar de hemel had haar naar Leni toegedreven en

Leni had haar gered.

En Leni wist niet, waarom Emma haar zoo onstuimig in de armen sloot, en haar pakte en kuste; zij moest er om

lachen want immers niets kon zij begrijpen van Emma's

hartstochtelijke dankbaarheid!

Zesde Hoofdstuk

I

De ondeugende kinderen Folly en Ips, die door de tragedie van het sterven hunner moeder, nog wel iets anders dan «ondeugende kinderen» geworden waren, hadden, gedurende de bruidsdagen der meisjes Reneveld, the time of their lite.

Met Hermance, en het vierde bruidsmeisje, ook een hunner oude kennisjes, bespraken zij de costuums, die zij op den gewichtigen dag zouden dragen; zij studeerden met hen en andere jongelui tooneelstukjes in voor de verschillende