EMMA, DE BRUID

Het was of zij zwaarmoediger werd tegen de vroolijkheid harer nichtjes in. Zij wist, dat zij hier verkeerd aan deed, want dat zij hen daardoor van zich vervreemdde, maar zij kon niet anders dan hun enthousiaste verhalen met een mat glimlachje beantwoorden, en moest daarbij nog het onaangename humeur van haar man verduren, die haar eiken dag vroeg, of hij »deze onstuur nog lang in zijn huis dulden moest ?«

Zij hield zich in, zooveel zij kon, maar het brandde haar dikwijls op de lippen, om, als de oogen der meisjes weer even hel flikkerden als vroeger, en zij weer even insolent hun ongegeneerde taal rond-sneerden, hun ernstig te vragen in mild vermaan:

— En dat zóó kort na 't sterven van je lieve moeder?

Zij hield zich echter in, om twee redenen: zij wilde geen beleedigingen uitlokken tegen haar zuster, die, zij wist het immers, niet zouden uitblijven. En dan: een dergelijke opmerking kon allicht een breuk teweeg brengen tusschen de meisjes en haar; zij konden haar nü reeds zoo malicieus aankijken, zoo alsof zij iets in het schild voerden, — en zij

schrikte ervoor terug, onaangenaamheden uit te lokken.

Het werd haar soms óok wel eens te druk in haar altijd zoo stille omgeving, het onophoudelijk gefladder en gesnater der jeugd. Ongelijk geven kon zij haar echtgenoot niet.

Maar wat moest zij doen? Op den eersten dag hunner aankomst hadden de jonge dingen er haar al parmantig kennis van gegeven, dat zij het zich tot een eer rekenen kon, hen te mogen herbergen. En één onvoorzichtig woord zou genoeg wezen, om hen hier uit huis te verdrijven, en dan, wat dan? zij mocht hen toch niet geheel alleen in de wereld laten? Zij, als oudere, zij, als hun moeder's zuster, bezat toch eenige verantwoordelijkheid jegens hen

II

O, wat zouden Folly en Ips gelachen hebben, als zij deze overwegingen van hun tante hadden kunnen hooren. Zelf vermaakten zij zich met voorstellingen van hun «fillière», en