DE ZONDERLINGE VERLOVING

kroeg bestaat nou nog, maar nou zit Madam Luna, die vrouw van Jan den Bels er in. Een glaasje bier is gauw weggewerkt, ik kwam weer buiten en waarachtig, daar stond sinjeur op me te wachten. Of ik niet even binnen wou komen. Mijn een biet, docht ik; ik heb den tijd aan mezelf, d'r kan van komme wat er van komt, als ik morgen om zes uur maar aan boord ben. Want ik was al vroeg aan den torn.

„Die oome van Potloodje was geen onaardige vent op zijn tijd, ik mag geen kwaad van hem zeggen; maar toch, hij beviel mij niet erg. Hij begon direct te smoezen over geheelonthouding. Dat was net iets voor mij. Trouwens, zijn heele kop liet mij zien, dat hij er vroeger wel eens anders over had gedacht. Hij had een gezicht waar je, als je op de linkerwang een klap gaf, op de rechterwang het woord vergunning zou zien staan. Ik hoefde dan ook niet lang met hem te parlevinken of er stond een flesch oranjebitter op tafel. Dat spul was pas uitgevonden en kostte twee kwartjes een halven liter. Dat was voor den donder niet goedkoop, want een kan ouwe klare kostte toen tachtig centjes.

„Van praten komt doen!: Ik vertelde dat ik wel wat aan Uef hebber ij-comedie deed en ging een paar versjes voordragen. Dat sloeg in, man! Ik hoefde niet eens van opstappen te praten, ik moest en ik zou blijven tot Jans en Bets uit d r dienst je thuis kwamen. Er hielp geen vadertje of moedertje meer aan; ze zouden de deur op slot doen als ik niet bleef.

„Jans en Bets kwamen thuis. Het waren de twee grootste tegenstellingen, die je maar kon hebben. Die Bets, het was net zoo'n ouwe raderboot, ze lijkt niet veel, maar toch zit er nog wel een beetje gang in. Nou, die Bets schoof direct bij mij op zij. Ze had me al gauw geënterd.

,,'t Was natuurlijk weer voordragen en op de piano tingelen. Dat waren nog van die platte kasten. Bij mijn moeder thuis had ik wel eens wat op een orgel gejengeld en al stonden mijn vingers er niet al te best naar, op zoo'n rammelkast ging het ook wel.

„Afijn, we hadden zoo'n plezier, dat ik most blijven eten. 't Eten was uitstekend. Ik weet nog wat de pot opschepte: spruitjes met karbonaden en groentesoep vooraf. Rijk hoor!

„Tegen den avond gingen wij met de meissies de straat