KRONIEK VAN HET TOONEEL

hoeft te worden) opvoerde, gevolgd door het overbekende xlAnglais tel qu'on le parle«, van Tristan Bernard. Hetgeen mij het meest trof in deze voorstelling was de voortreffelijk vlotte dialoog. Het is de dialoog, waaraan al te vaak (het wordt gelukkig al beter hier en daar) onze Nederlandsche regisseurs te weinig zorg wijden. Dit geldt vooral niét voor de schitterende voorstelling van Shakespeares' »Liefde's Lief en Leed«, waarin de dialoog brillant was. Misschien leent de Fransche taal zich er ook beter toe, maar den ganschen avond was het tempo, waarin die taal van de lippen der spelers vloeide, admirabel van vitaliteit. Dialogen moeten nooit afgepast langzaam gaan, zoodat ze bijna lectuur lijken en zoodat men voelt, dat de sprekenden invallen bij een afgewacht wachtwoord. Vooral als meerdere acteurs en actrices om een tafel in gesprek zitten, valt mij dit zoo dikwijls op. Zelfs al zitten heel gewone menschen om een tafel, dan spreken zij toch nooit bedachtzaam afgepast, alsof ze iets van buiten geleerd hebben. En nu hébben acteurs natuurlijk wel van buiten geleerd wat ze te zeggen hebben in zoo'n geval, maar het moet er toch zóó natuurlijk vlot uitkomen en de antwoorden en replieken moeten zóó vlug op elkaar volgen, dat hier niets van te bemerken mag zijn.