KRONIEK DER LETTEREN

»J a n k e f's j o n g s t e« door Sam. Goudsmit. — Uitg. Em. Quérido's U. M., te Amsterdam.

Jankef's jongste is een klein, armoedig jodenjoggie, jongste van tien kinderen, zoontje van Jankef, een voddenjood. Door zijn oogen en zijn zieltje gezien en gevoeld, is ons de wereld waarin hij leeft geteekend, dat wereldje van armoede, ellende en verschopt zijn, maar dat toch óók voor den jongen zijn hoogtepunten heeft en zijn felle geluksmomenten, 't Is een kind met een diep gevoel en een hevig zieleleven, daardoor beleven we alles wat voorvalt in zijn leven en het gezin om hem heen met diepe belangstelling mee en is het den schrijver gelukt, meer dan 400 bladzijden onze aandacht strak gespannen en ons geboeid te houden, verheugen we ons en lijden met hem mee. Schrijvers talent om door de oogen van den jongen dit jodengezin voor ons uit te beelden is werkelijk verbluffend; hoe moet iemand een kinderziel kennen en doorvoelen, om zóó de fijnste roerselen ervan te kunnen opteekenen en den indruk, dien de gebeurtenissen om hem heen op hem maken, zóó na te voelen. Alleen een ware kunstenaarsziel is tot zooiets in staat. En één voor één zijn de leden van het groote, arme uitdragersgezin zóó raak voor ons getypeerd, dat ze in hun ruige, ruwe platheid als levende wezens voor ons geworden zijn.

Allereerst is daar de jongen zelf, Eli (van Eliahu: het eeuwige is mijn God), die als jongste van het gezin door de grooteren met echt joodsche aanhankelijkheid werd verwend en vertroeteld in zijn eerste levensjaren. Hij is een pientere jongen met een scherp oog voor alles en een buitengewoon fijn gevoel. Met een aangrijpend en rauw realisme worden ons zijn misères verteld: zijn angst b.v. voor den donkeren zolder, waarop hij slapen moet, voor een hond, die tegen hem opgehitst wordt, zijn hunkeren naar gezelligen omgang met andere kinderen en zijn steeds weer verschopt worden om zijn jood-zijn door de Christen-kinderen en hoopen andere kleine en groote verdrietelijkheden. Daartegenover leven we ook in zijn vreugden ten volle mee, die er gelukkig in dit armoedige leventje ook zijn. Is niet iedere week weer opnieuw de Vrijdagavond een avond vol ge-