AF....

En wat dan? Daar durfde zij nog heelemaal niet over na te denken....

Ruim drie maanden had het geduurd. Het leek haar veel en veel langer. Ze kon zich tenminste niet voorstellen, dat ze vier maanden geleden Frans zelfs nog nooit gezien had. En nü wist ze niet meer wat ze zonder hem zou beginnen....

Ze hield op met denken en keek omhoog, naar de over haar hoofd wegvluchtende wolken.

De stilte tusschen hen spande steeds strakker.

Zoo ging het niet langer, werd het haar plotseling duidelijk. En eensklaps, als ondanks zichzelf, kwam toen haar stem, schuchter en wat onvast:

„Frans, hou je niet meer van me?"

„Maar God, kind, wat is dat nou ineens voor een bruuske vraag? Hoe kom je daar an? Wie zegt dat nu?" zei hij, opgeschrikt uit zijn overwegen hoe een eind te maken aan hun verhouding, zonder dat het tot een lamme scène kwam,

„Nee, we dorsten het geen van beiden te zeggen, maar 't is toch zoo! We loopen er allebei den heelen weg al over te denken. Of niet?"

Ze zei het kalm, gelaten, met aan het eind toch weer een opflikkering van angst en hoop in haar stem,

„Ja, God, ik weet het ook niet, hoor!" antwoordde hij — een beetje ruw, vond hij zelf,

„O, weet je dat niet?" — „Wéét je dat niet?" vroeg ze nog eens,

„Jezus, Eef, zeur toch niet zoo. Als ik je niet meer beval, laten we dan niet meer samen gaan wandelen."

„Laten we maar omkeeren. Ik moet naar huis," zei ze toonloos.

Ze keerden om, gingen — wederom zwijgend — denzelfden weg terug,

't Was wel zoo gegaan als ze gedacht had. Het was wel zoo gegaan! Nou was 't af, voorgoed af.

Gek toch, 't eigenlijke, dat waar het op aankwam, had niemand gezegd en toch wisten ze nou allebei dat 't uit was. Akelig, beklemmend zeker wist ze dat nu....

Zachtjes, bijna zonder geluid, begon ze te huilen.

Hij liep voor zich uit te kijken, had niet meer op haar