DE VERRE PRINS

een wijding heeft gevoeld, of er ergens een kind uit loutere liefde geboren was? De oude waarheid smart in Amke, die iederen kunstenaar op zijn tijd pijnigen zal: gevoel is slechts te benaderen, nooit in volle waarde te geven. Behalve in haar liefde, voelt ze zich ook in de muziek gestrand.

De piano zwijgt, kort daarna ook het orkest. Een klaterend applaus davert het podium toe. Eva en de zangeres staan in een minimum van tijd onder de bloemen en den dirigent wordt een krans omgehangen. De orkestleden, die Amke kennen — ze is immers lid van hun vereeniging — schreeuwen om de componiste. Esther tracht Amke tot opstaan te bewegen, maar Amke rukt zich los. „Niet doen," zegt ze schor van heeschheid en teleurstelling. Onthutst geeft Esther haar pogingen op; ook Edith kijkt verbaasd. Aanstellerij, denkt deze. Na zoo'n succes! Zelfs de phlegmatieke recensent van »De Vaderlander« is uit de plooi geraakt. Hij heeft eigenwijs, heel anders dan een gewoon mensch, zijn linkerhand bekloppend de rechter, geapplaudisseerd en broeit een welwillend artikeltje voor de avondkrant uit.

Amke laat zich met den menschenstroom naar buiten drijven, maar aan de deur van de solistenkamer wordt ze door Paul opgewacht en naar binnen geloodst.

„Kruidje-roer-me-niet," verwijt hij. „Kom liever eens naar je bloemen kijken. Als je voor het front had willen komen, had ik je ook kunnen bedelven."

Er zijn bloemen van Vroessen en Koen, die niet weg hebben gekund van de zaak, van Ferrati en Wolfshof, van »Sik« en de Sevens. Amke kijkt haastig op de kaartjes naar de namen van de gevers, maar teleurgesteld valt haar hand neer. Van den wijn, die haar toegereikt wordt, morst ze. Ze heeft geen lust te blijven napraten.

„Ik heb een enorme auto besteld," zegt Emil haar. „Er kan wel een weeshuis in. We zullen jou en Eef in triomf naar huis rijden."

Amke stribbelt tegen. Ze heeft haar vader beloofd, na afloop van het concert met het paardetrammetie naar de Esschenhoeve te rijden. Wat 'n imbécile, denkt Esther, zoo