EEN VERSCHIJNSEL

»Zóó verschenen — zóó verdwenen« zei een van de omstanders, die niet begreep wat het eigenlijk voor bijzonders was, maar bet toch graag wou weten om het verder te vertellen. Zoo kwamen de kijkers tot bezinning en dat was maar goed ook, want het was immers al laat en de menschen konden toch niet op straat blijven staan. Zij stapten naar bed en sliepen in — de een wat vlugger dan anders, de ander juist wat moeilijker, een ieder naar zijn aard.

Maar daarmee was de zaak niet afgeloopen. Zij die het gezien hadden, moesten er van getuigen en hoe minder ze er van onder den indruk waren, hoe vervulder ze schenen. Ze gesticuleerden met groote woorden in koffiehuizen, kranten en tijdschriften en beklommen om 't hardst den overtreffenden trap. Aan hun opgewondenheid was duidelijk te zien, hoe diep het zat en uit hun steeds groeiend aantal viel af te leiden, dat het in de straten 's avonds laat veel drukker moest zijn dan overdag. Het was de nieuwste mode en er waren lieden, die graag grof geld wilden geven voor een certificaat, dat ze het »echt waar« gezien hadden.

Hetgeen niet wegnam, dat er nog veel meer menschen waren, die het niet hadden kunnen zien en daarom verklaarden, dat het, zoo het er al geweest was, toch geen beteekenis kon hebben en ze besloten het voorloopig niet in hun boeken te zetten en het ook niet te onderwijzen.

Weer anderen vonden juist, dat er toch wel »iets inzat«, iets »diepers« en zoo. maar dat dat nooit goed zou kunnen blijken vóór zij dat »iets« uitgepeld en toebereid hadden. Zij schreven er heel bevattelijk over, gut, dat kon een gewoon mensch nu ook best begrijpen. Ze gaven er nog een oordeel op toe en zoo kon je voor 'n kleinigheid het heele verschijnsel compleet in je zak dragen. Het viel te betreuren, dat het verschijnsel zelf geen verklaring gegeven had, maar daar waren dan toch die groote mannen voor, die door hun beschouwingen en hun minzaamheid eigenlijk van nog grooter waarde waren. En toen zij uitgenoodigd werden om voor radio en Volksuniversiteit hun artikelen voor te dragen voor die menschen, die zelf niet goed lezen konden, vertelden ze er nog bij, dat het wel jammer was, dat zulke verschijnselen zich niet van te voren aankondigden en wat