EMMA, DE BRUID

— Mag ik dan misschien zorgen voor de bonbons? waar houdt u van: pralines, marrons glacés....

— O, alles is goed. Maar.... aarzelde Ips, moet uw vrouw niet meekomen?

— Ik zal haar vragen, of ze vrij is

— Ik weet niet, hoe 't is, zei Ips met kinderlijke oprechtheid, maar 'n man is mét z'n vrouw nooit zoo amusant als zonder. Ja, ik weet wél, hoe 't komt: omdat de menschen nooit natuurlijk kunnen zijn. Ze hebben altijd

reflecties en achterafj es en voorbehoud j es ten eerste

hebben zij ze zelf, maar dan ook vermoeden zij ze in anderen. Wanneer u met uw vrouw bij ons komt koffiedrinken, dan denkt zij:

— Wat zit daar achter. Waarom wil hij bij die meisjes gaan lunchen. Hij is zeker op een van de twee verliefd. Op Folly? neen, die occupeert zich in 't geheel niet met hem. Dus is 't de jongste.

En ü denkt:

— Maken dat m'n vrouw geen suspicie krijgt. Dat geeft anders veel te veel last. Ik vind dat jongste kind heel aardig voor passetemps, en moet dus de schijn vermijden, alsof ik serieus verliefd op haar zou zijn.

Aldoor elkaar bespiedende: uw vrouw u, u uw vrouw, verloopen de gezellige uren. Dat wil zeggen: ze zijn in 't geheel niet gezellig. Hoe kan je je amuseeren, als je oogen en ooren voortdurend op de loer liggen, als je al je woorden moet wikken en wegen, je blikken beheerschen, je handelwijzen controleeren....

— Wat zou ü dan willen?

— Ik? ik zou willen, dat de menschen open en eerlijk met elkaar omgingen. Je bent getrouwd. Goed. Maar heb je je daarom met handen en voeten overgeleverd, behoort elke gedachte, elke opwelling, elk verlangen nu ook niet meer aan jou-alleen?....

Ik zou zeggen: dat is te veel geëischt. 'n Mensch blijft mensch, en gedachten zijn tolvrij. Overigens bestaat nog de mogelijkheid, dat je ronduit met elkaar omgaat, dat uw vrouw royaal aan u vraagt:

xii 6