EMMA, DE BRUID

— Waarom niet?

— Ik wensch hun omgang niet.

— Hemel, waarom zoo agressief?

— Maar weet je dan niets?

— Neen?

— Hoe kan dat!

— Ik weet niet, waar je op zinspeelt. Iedereen vindt deze meisjes aardig, en ik moet eerlijk zeggen: als wij mannen onder elkaar zijn, wordt er niet over hen gelasterd.

— O, dus je hebt nooit gehoord, dat zij

— Maar wat dan toch?

— Dat zij de moordenaressen van hun moeder zijn!

— Wat!

— Zooals ik zeg. Zij zijn de schuld, dat hun moeder zelfmoord heeft gepleegd.

— Wat!

— Ja, nu ben je toch verbijsterd.

— Natuurlijk, maar vertel verder! Wat is er dan gebeurd?

—Herinner je je Hans Dennewaerd? Ook zijn leven is verwoest....

— Komt dat door ik herinner me vaag

— Door deze twee kleine vampiers, ja. Zij waren beiden verliefd op Hans Dennewaerd

— Beiden?

— Ja. Je Ips ook. Ze waren beiden verlief d op hem, en hadden afgesproken, dat een van hen met hem zou trouwen.

— Hadden ze dat

— Ja. Maar Hans wou ze geen van beiden. Hij werd verliefd op de moeder

— Op de moeder.... ?

— Ja, dat was 'n engelachtig lief vrouwtje, mooi, zacht,

onderworpen bescheiden, eenvoudig, — van niemand

hoor je iets anders dan goeds over haar Zij, de stumper, liet zich door Hans' charme inpalmen en, toen de

meisjes daar achter kwamen, werden ze aangegrepen door 'n verscheurende jaloezie. En toen hebben ze

— Wat....?