JAAP STUURMAN ALS LANDKRAB.

25

„Mooi", vond Trien, „maar wanneer moet ik dan komen?"

„Liefst dadelijk met Mei, zou dat gaan?"

„Nou, 'k heb me hier natuurlijk alweer 'verhuurd, maar 'k zal meneer vragen of hij mij wil laten gaan tegen die tijd. 't Zal wel lukken denk ik, hij is nogal goed voor mij."

„Goed, dan reken ik daar maar op," zei Jaap, „kom dan maar 's morgens vroeg van de eerste Mei, dat is 'n Donderdag. Dag Trientje."

„Dag è-ja, nou weet ik niet hoe 'k je noemen moet." „Zeg maar Stuurman, dat hoor ik nog 't liefst," riep Jaap, die 't erf al haast af was, even omkijkend nog. „Goed, 'k zal 't onthouwen," zei Trien.

Ze bleef haar aanstaanden meester nog even naoogen. 't Leek een goeie kerel, ze zou zeker niet veel last met hem hebben. En dan — om honderdvijftig gulden te verdienen voortaan was óók mooi. Als je alles rekende kon er wel niet zooveel méér van overblijven, dan van die honderdvijfentwintig, die ze op 't kasteel maakte, maar als huishoudster zou ze zeker langer mee kunnen. Nee, ze had nog heelemaal geen spijt over haar besluit, al zou ze de eerste dagen dan zeker ook erg onwennig wezen in haar nieuwe betrekking. Haar beesten te moeten missen! 't Denkbeeld alleen al begon haar bijna te hinderen. Ze zou maar vlug weer aan haar werk gaan, dan vond ze niet den tijd om erover te denken.

Met haar lange mannenpassen beende ze over 't erf en ging den koestal binnen om aan zijn luid loeiende bevolking het middagmaal te geven.

Toen Trien, duwend achter een kruiwagen waarop haar kist met al haar bezittingen stond, in den vroegen morgen van den eersten Mei aan haar nieuwe woning kwam, vond ze Jaap met den timmerman druk bezig om de dakgoot wat beter aanzien te geven. Doch zoodra zij haar vracht had neergezet voor de huisdeur daalde hij af van den ladder waarop hij stond, om haar den toegang tot haar nieuwe koninkrijk te ontsluiten, en haar te wijzen welke bestemming ieder vertrek zou hebben en hoe ze de meubelen moest verdeelen, die in de schuur stonden opgetast.