56

TWEEDE VROUW.

zoon, die voor hen zat, door een geringe ruimte maar gescheiden. Josien wilde lachen om deze preutschheid en ingetogenheid, doch gelijk keerde zich de jongen om, als voelde hij dat er iets achter hem gebeurde waarin hij betrokken werd, en grinnikte vrijpostig.

Josien schrikte ervan. Om haar gerust te stellen lachte Hattinck haar tegen, maar ze zag het, zijn glimlach was wrang, alle liefheid ontbrak. Voor een oogenblik stootte dit onbeduidend voorvalletje Josien uit de roes van haar verliefde gelukzaligheid, maar lang liet ze zich daardoor niet terughouden. Ze lachte nu ook naar Herman en mompelde schalks, dat de wittebroodsweken nu al uit waren....

— In het geheel niet, zei hij, eveneens fluisterend. Alleen hier op het platteland moet je je een weinig in acht nemen, straks zijn we in huis en onze eigen meesters.

— Ons eigen huis.. verzuchtte Josien hem na; ze staarde uit het wagentje over de eindelooze heide. Het goud van de zon lag over de nog dorre velden en over de witte wegen, de stilte was als een liefkoozing, een zachte teedere wuiving. En dit voelde ze nog sterker, nu ze de eigen liefkoozing inhouden moest....

Maar ze sloegen een rijweg in, en voor hen, als een allee van zilveren pijlers, groen overwelfd, lijnde de berkenlaan recht aan op het grauwe doktershuis. De oude Martha kwam hen al tegemoet bij het witte hek, opende dat voor hen beiden, doch terwijl ze samen den voortuin intraden, haar gelijklijk toeknikkend, gingen de blijde oogen van de huishoudster het eerst, of eigenlijk alleen naar haar meester, haar groet naar Josien gleed af, verging in haar bezig gedoe van het hek te sluiten, Verbeke's zoon zijn afscheid te geven, en om dadelijk weer achter het jonge echtpaar aan te komen zetten.

In de waranda opzij van het huis stonden Erzij en zijn vrouw met stralende gezichten hen af te wachten.

Het gaf Josien geheel de sensatie van terug te keeren in het lieve ouderlijke huis, opgetogen omhelsde ze haar moeder, stortte zich haar vader om den hals, lachend en snikkend tegelijk. Terwijl haar ouders dan Hattinck begroetten, keek ze opmerkzaam rond zich, half angstig voor een ontgoocheling.... Maar de solide ouderwetsche meubelen stonden zoo vertrouwd in het late roodige zonneschijnsel, als heel oude bekenden, bij wie het goed en veilig