TWEEDE VROUW.

133

Een lijvige portefeuille leunde tegen zijn knie. Hij stond niet op, nu Josien naderde, enkel groette hij met een lachje en met een zwierig lichten van zijn gedeukte flambard:

— Hier ben ik met mijn werk!

— Wat aardig van u, zei Josien, werkelijk verrast.

Maar hebt u alleen die zware portefeuilles gedragen? Dan zult u wel warm zijn Mag ik een glas limonade voor u halen?

— Dank u, ik ben niet warm.

Hij bukte zich en begon de bandjes te ontstrikken, die het karton samenhielden. Zwijgend haalde hij een blad papier te voorschijn en plaatste het tegen de leuning van de bank.

— Dit is een vogel-studie, verklaarde hij kort.

Josien stond op, bekeek de teekening, die een troepje kippen voorstelde, zich wentelend in het zand; het was heel kleurig van witte lijven en gele lijven,van roode kammen, groen gras en van een Italiaansch-blauwen hemel. Meneer Moor had geen kleuren gespaard, het wemelde voor de oogen.

— Hooiers op het land, zei de schilder, een nieuw blad papierplaatsend ....

Het was leelijker dan van de kippen, met houten huisjes, houten boompjes en een houten paardje voor een wagen, hoog opgetast met felgeel hooi. Maar het bleek minder leelijk dan de teekening die erop volgde van geiten, waarvan de uiers ziekelijke afmetingen hadden aangenomen, noch zoo wanstaltig als de talrijke boomstudies van spinaziegroen Josien, verbijsterd, prees uitbundig de krielende kippen rniet haar gedrochtelijke vederlijven

van maagdelijk wit en van okergeel en ze voelde een vreemde

neiging tot schreien, een dwaze lust om den kleinen ouden man te liefkoozen en te troosten om zooveel leelijks, nu hij een voor een de schetsen van de bank nam en glijden liet in de groote portefeuille. Om elk blad sloten zich zijn gerimpelde handen met verteederd gebaar, maar zijn blik bleef star in het mager en hooghartig gezicht, dat niet vertrok onder haar vleiende woorden.

— Ja, die kippen vallen algemeen in den smaak, zei hij dan, spottend en droefgeestig. Dat is werk voor de massa, dat begrijpen ze, daar kunnen ze bij met hun nietig kunstbegrip!

Josien wist geen antwoord. Ze zette zich naast hem op de bank, vroeg vriendelijk: