158

TWEEDE VROUW.

— Ik heb het al zooveel jaren gedaan, dat ik het nu nog wel kan blijven doen, zei de oude vrouw stug.

Josien, er aan gewend, lette nauwelijks haar geringe toeschietelijkheid. In gedachten vroeg ze:

— Vond u hem niet vreemd vandaag, zoo stil?

— Wie meent u stil?

— Herman natuurlijk, deed Josien ongeduldig. De oude vrouw

had geen spraakzame bui Ellendig, zooals alles tegenwoordig

haar hinderde, werkte op haar zenuwen! Handwerken vlotte ook al niet, vandaag....

Verdrietig vouwde ze het witte wiegenkleed samen, en blikte op de klok, waarvan de wijzers al vervaagden in schemering. Weer dook in haar op, hoe zonderling Herman deed

— 't Zal wel laat worden, vanmiddag, zei ze lusteloos.

De oude vrouw hield het naaiwerk tot vlak onder haar bijziende oogen, legde het dan hoofdschuddend neer. 't Werd te

donker En opeens stootte ze eruit, wat haar al zoo lang op

de lippen lag:

— Een zware dag voor dokter vandaag, de sterfdag van mevrouw zaliger

Josien schrikte op. Vandaag?

— 0, ik dacht dat u het wist zeventien Januari

U zei toch zelf, dat het wel laat zou worden vanmiddag

Dokter gaat altijd op dien dag naar het kerkhof.

Een pijnlijk gevoel, bijna als van afgunst, deed een oogenblik Josien's hart samenkrimpen. Tegelijk doorbeefde haar een heete vreugde, omdat ze gezwegen had, niets aan Herman vertelde

van dien brief Deze dag zou voorbijgaan, de herinnering

aan de doode, even intenser erdoor opgewekt, zou weer verflauwen, doch zij, de levende, bleef! In den strijd tellen de dooden niet mee. Zóó lief wilde ze zijn voor Her, dat hij aan niemand kon denken dan aan haar. En eenmaal het kindje geboren, werd vanzelf alles goed!

De wind vlaagde langs de ruiten, joeg óp langs het eenzame huis en stormde weer voort over de heide. De jonge vrouw sloeg er nauwelijks acht op. Een zonnigen lentetuin, het kindje warm

tegen zich aan, zóó droomde ze zich Nu treurde hij nog om

die eerste liefde, de doode vrouw, en zij, ze bevond zich mach-