17S

TWEEDE VROUW.

Josien troostte dit luttel. Ze ging naar de kamer terug en zocht een plekje bij het vuur, met haar rug naar het venster toe, om niet langer het sneeuwen aan te hoeven zien. Maar ook al zag ze niet meer het gestadig dalen der vlokken, in haar verbeelding verergerde het zich. Niet enkel fladderden nu vlokken, groot als vogels, naar omlaag, ze meende ze ook te hooren vallen, met ruisching als van een regenbui, onafgebroken. Zenuwig veerde ze op, en zocht het boek waaraan ze gisteren begon; met eenige inspanning gelukte het haar, zich erin te verdiepen en haar onrust wat te dempen.

Een tijd verging er zóó; dan merkte ze, dat het haar moeilijk viel de woorden te onderscheiden, de letters wemelden haar voor de oogen. Ze legde het boekwerk neer en blikte naar buiten. Het schemerde al! En nog Herman niet thuis

Een oogenblik stond ze, leeg van gedachten, in de suizelende kamerstilta. In de gang sloeg de hangklok tot vier maal toe. Dat schudde haar wakker uit haar starheid. Als in een warreling drongen de gedachten op haar aan, dat haar hoofd ervan gloeide.

Vier uur en Herman het schemerde, en aldoor, aldoor de

sneeuw....

Met haar bleek gelaat vlak tegen het vensterglas tuurde ze naar buiten, star haar wijdgesperde oogen. Haar hart bonsde. Wat was de sneeuw hoog geworden in die enkele uren, en nog hield het niet op. 't Sneeuwde maar door, geluidloos en doodsch, nu grij-. zig in de grauwheid van den avondval, 't Leek haar toe, in haar overspanning, alsof alles nu moest ondersneeuwen, alsof heel

de aarde eronder bedolven werd En Herman er nog aldoor

niet!

Benauwd kreeg ze het ervan, diep haalde ze adem alsof die vracht sneeuw ook haar zou kunnen verstikken.

Aldoor vager werd het licht, grauw-grijzer de sfeer, waarin de vlokken verijlden en haar blik zich verloor. En plotseling, als in helderziendheid, herzag ze tafereelen, in boeken gelezen of verhaald door anderen, van menschen die buiten een ongeluk kregen, in een kuil of greppel geraakten en daar uren, een ganschen nacht soms bleven liggen in de nijpende kou, zonder dat iemand hulp kwam bieden....

Haar angstgevoel vergrootte de mogelijkheden, in haar over-