206

SOLDATBNKINDBRBN.

zich weer bij den ernst er van, het afzoeken van het slagveld naar gewonden. Want wat de groote menschen bezighield, dag en nacht, bleef ook hangen als iets onuitwischbaars in het kinderbrein en uitte zich zelfs in het spel. Overal woedde oorlog, de barbaarschheid, de bloeddorst, de wreedheid kwamen weer boven als in vergeten tijden, als om te spotten met het vernis van beschaving.

Gebarsten, in stukken en brokken lag de laag beschavingsvernis, die men hecht genoeg geloofd had om dien ondergrond van hartstocht, van bestialiteit te kunnen behoeden voor verderfelijke invloeden van buiten af. Men had gemeend dat inwerking van buiten af, thans, na zooveel jaren van steeds aangedikte beschaving, niet meer zou kunnen doordringen tot de allergevaarlijkste plekken, de kankerplekken der menschheid, waaruit in minder dan geen tijd de gruwlijkste ellende voortkwam, waardoor de wereld werd tot een hellevuur.

In enkele dagen lag alles, wat men in tientallen van jaren had opgebouwd tot puin. De mensch toonde dat hij altijd en altijd weer dezelfde bleef onder welk masker ook, 't zij van ontwikkeling, 't zij van godsdienstigheid. En de kinderen hoorden het verschrikkelijke van de ouderen en den oorlog trachtten zij in hun spel zoo getrouw mogelijk na te bootsen. Maar zooals de kinderverbeelding alles verfraait, verheerhjkte ze ook het treurige beeld van den oorlog. Voor hen viel weg het onschuldige bloed, de wreedheden, het onrecht, de overmacht, de vernieling op groote schaal, voor hen bleef slechts het ideaal van den held, de moed van man tegen man, de verdediging van het vaderland.

En het ā€˛oorlogje spelen" sleepte hen zoo mede, dat ze niet naar huis konden komen en 's nachts den slaap niet konden vatten van het plannen maken voor den volgenden aanval.

De vesting met vlaggen beplant, hoog boven op het duin had stand gehouden, de aanval van de belegeraars was afgeslagen en de slachtoffers lagen in de nabijheid verspreid, lui uitgestrekt in 't zand, starend naar de blauwe lucht, geduldig wachtend op de hulp van het rondgaande Roode kruis of zuigend op een zuurbal, een overgebleven restje uit hun schooltasch, die dienst deed, als ransel en die hun den tijd hielp korten.

Soms liet een ongeduldige gewonde of doode den kreet hooren: