UIT DEN OORLOG.

•279

derheden, dan stonden hunne gelaten strak en donker, terwijl beiden beurtelings verhaalden.

Maar toen de bezoekers waren heengegaan verzonken zij weder in hun smartelijk gemijmer. In hun verbeelding rezen de allervreeselijkste herdenkingen en zij tuurden strak voor zich heen, opschrikkend bij eenig onverwacht gerucht in huis of op de straat, een bel die rinkte, de hoorn van een auto, getrappel van paarden.

En dan, voor hunnen geest, dreef het gewemel van nieuws af aan voorbij, in mateloosheid van verschrikking en in alle gedaante van ellende, wilde vertwijfeling en ontroostbaar leed.