304

ARMOEDZAAIERS.

Nou ja, op Kobus' vensterbank een oud sigarenpijpje, dat moeder toch maar meenam; 't stond zoo slordig! En in Marietjes kamer een gebroken zakkammetje, dat moeder om dezelfde reden ook maar meenam. — In Wims hokje niets. — Ook niet in meiden- en logeerkamer. —

Toen naar hun eigen slaapkamer. — Ook daar alles koud, stil,

leeg, zwijgend Zelfs hun bed, het vaste ledikant, waarin ze

zoolang geslapen hadden, deed, alsof het zijn oude meester en meesteres niet meer kende; alsof het niet meer wist, dat het ze bijna vijf en twintig jaar geherbergd had; en dat daarin drie, neen, vier jonge levens uit hen geboren waren

Ze werden verloochend, de oude bewoners !

Beiden voelden het, en verlieten haastig de vreemde, gestorven kamer

„Een huis spreekt zoo heelemaal niet meer tot je, hé vrouw? als de meubels er uit zijn!"

Ze maakten zich maar gauw klaar, om te vertrekken. —

Hein ging nog even in den winkel het belletje afhaken.

En zoo kwam het, dat even later Tine voor 't eerst sedert

vijf en twintig jaar niet nagejouwd werd door het belletje....

IV.

Na een scharrelachtigen middag zaten ze uit te rusten in hun nieuwe kamertje: de „voorsuite," zei Tine.

Die suite — dat was „je" voor haar.... had haar heelemaal over het armhuis-idee heen geholpen.

Een heel hef huisje hadden ze gekregen, dank zij de protectie van broer Kees. — „Geknipt voor twee oude luidjes," zei Hein.

Vreemd ! Hij, die zich nooit oud gevonden had, voelde zich

sedert dien morgen afgeleefd een grijsaard

En ook moeder Tine vond veel meer grijze haren in haar kapsel in de nieuwe slaapkamer dan in de oude, donkere kamer van de Koningstraat

En Hein betrapte er zich zelf een paar maal op, dat hij vermoeid slofte