DB HUISBEWAARDERS.

357

woordig zooveel van inbrekers. Bij mij zullen ze nu niet komen. Jaap is een ijzersterke vent En zulke nette menschen.

— Wel 'n prettig gezicht, die Truitje, om altijd voor je te hebben, vond Juffrouw van Vliet, een kunst-schilderes.

— Een heel-lief gezicht, zei Juffrouw de Nijs weer.

— En eerlijk en bescheiden, dikte ze nog aan. Die man ook? vroegen de andere dames.

— Zeker, Vermeer is ook een beste vent, maar met haar ben ik natuurlijk veel intiemer.

En hun jongetje, o, dat is ook zoo'n lief, knap, rustig ventje, precies zijn moeder, uiterlijk en innerlijk. De schilderes en de dominees-dochter knikten, de laatste met even 'n spotlachje om den mond, dat echter zoo weer vergleed.

— Ik durf 't heel niet aan de Juffrouw te zeggen, klaagde Truitje tegen haar man, terwijl ze dien vroeg-voorjaars-avond, om de keukentafel thee zaten te drinken.

_ 't Is toch geen schande, meende Jaap en je hebt haar toch nooit kunnen beloven, dat zooiets niet meer gebeuren zou.

— Neen, dat niet, maar toen bij onze afspraak gaf de Juffrouw me as van zelf de woorden in mijn mond, dat ze zooiets niet verwachtte.

Ik weet nog precies, wat ze zei: „Truitje, jullie jongen is nou zes jaar. Naar menschelijke berekening zullen jullie nu ook wel in de volgende jaren voor kinderen gespaard blijven.

— 't Is alsof 't een vloek is, ergerde hij zich.

— Nee dat niet, verdedigde Truitje de Juffrouw, 'n blos van inspanning op de bleeke wangen, de vriendelijk-blauwe oogen, koortsachtig-gloeiend

En wat heb jij toen geantwoord? vroeg Jaap

— Dat denk ik ook wel niet

— Zoo

— En nou! zuchtte ze

— In 't ergste geval laat ze ons gaan. Ik beken 't eerlijk, daar zou ik niet rouwig om zijn. We trekken dan weer in ons eigen lief huisje; daar heb ik mijn tuintje weer. Ik houd niet van heerenhuizen. Hier voel ik me altijd als op visite