374

BAET BOUWERS' SCHAT.

'k Begrijp d'r alles van! barstte Nette los, die met open

mond hem had aangestaard. Alles! Ja, Stiene — Stiene, die was nog banger voor geld dan hij! Stiene, die wou ook niet, dat hij je leende, toen — een paar jaar geleden — Nou begrijp ik alles! Alles!

En 'k had nog zo gehoopt, steunde Nardus,'k had zo gehoopt,

dat als Bart hier kwam, hij mij wat zou voorschieten, 'k Bedacht net in de kerk, dat met Oktober hout moet worden betaald. Waar krijg ik geld? Hij doet 't nu nooit — nooit!

Vertwijfeld wierp hij zich achterover in z'n stoel.

Nette dribbelde af en aan door 't vertrek, verstikkend schier in h'r driftige verwensingen.

— Wat kunsten waren dat nu? Wat kunsten? Ik zeg maar, dat dat geen manier van doen is! Geen manier van doen.

Onderwijl bracht Grete het eten binnen.

Die middag werd er aan tafel niet gebeden.

IV.

De zomer bracht wonderlik mooi weer. Dag aan dag straalde de zon aan de wolkeloze hemel en bracht deugd in de vruchten, die te lande stonden, 't Koren werd rijp gestoofd en honderden nijvere handen waren dageliks bezig het kostbare groeisel te oogsten, binnen te brengen, voor een onverziene wending in het weer gevoelig een schade kon toebrengen.

Maar 't weer toonde zich bestendig. Mocht al te met een wolkje oprijzen, 't vervluchtigde weer spoedig, als wilde het niet als stoornis optreden in 't vrolike oogstbedrijf. Zelfs een paar donderbuien, die plasregens op de velden hadden gezweept, vuurgezels door de lucht hadden geslingerd, waren door een nieuw tal mooie dagen gevolgd.

't Boervolk was een en al verwondering van zulk weer. 't Heugde hen, hoe 't dikmaal anders was. Maar zo was 't goed, heel goed.

Toch ontbraken de klagers niet. 't Gras werd schraler in de weiden. Als 't weer zo bleef, zou er maar weinig etgroen te maaien zijn, en 't drinkwater voor 't vee was schaars.

— Een boer is nooit te vree, was dan de troost voor de onte-