380

BART BOUWERS' SCHAT.

Maar hierin vergiste hij zich. Nauw hadden de Remmers een week of vijf z'n huisje betrokken, of Riek, de jonge vrouw had al wat gemerkt. Op 't dorp was haar al iets verluid van geld, dat Bart Bouwers moest hebben, en nu was het toeval haar te hulp gekomen.

Op een nacht, dat ze wakker werd, waardoor wist ze niet, was het net of ze in 't kamertje van Bart nog leven hoorde. Ze richtte zich op — een hchtschampje kwam door een reet van de deur.

Voorzichtig liet ze zich op de vloer glijden, sloop op h'r blote voeten over de stenen tot voor de deur van Bart's kamertje, dat uitkwam in hun woonvertrek.

Veel zag ze niet — Bart stond in het licht, gebogen over iets, dat op tafel lag.

Ze drukte zich dichter aan de deur om meer te zien.

Bart nam iets op — iets donkers — droeg het voorzichtig naar z'n bedstee.

Nu zag ze hem niet meer. Ze hoorde een licht gerucht — daar scharrelden z'n voeten over de vloer — ze zag ze — hij moest op den grond liggen — dan een licht schuif geluid —

H'r voeten kleumden op de stenen, ze rilde van de kou. Toch zien, wat nou zou komen.

Daar stond Bart weer bij de tafel. Haastig kleedde hij zich uit, doofde de lamp.

Nu sloop zij ook weer naar h'r ligplaats .verkleumd en rillerig van h'r staan op de koude stenen, maar toch voldaan over 't ontdekken van dat geheim.

Wat Bart daar had, moest het geld wezen — wat zou het anders zijn? En dat had hij verborgen onder de bedstee — oh!

Wonderlike gedachten doorkruisten h'r brein, en nog lang lag ze wakker, peinzende over dat geld, dat wondere geld, dat zo dicht bij verborgen lag.

VI.

De andere morgen scheen 't Riek alles als een droom — die praatjes, die ze hier en daar had opgevangen, hadden zeker daaraan schuld.