436

EL DOEADO.

Het was erg genoeg, zeide hij, dat zijn vrouw lessen moest geven. Maar daar moest het dan ook maar bij blijven.

Sara voelde zich den laatsten tijd trouwens niet zoo goed. En de oude baboe, in vertrouwen genomen, uitte haar vermoeden: „Brangkali dapet anak."

Van vreugde vergat Sara haar heele malaise, zeide een les af en ging Jan van school halen. In de deeleman vertelde ze hem wat Inem gezegd had, en ze kneep hem den arm bont en blauw van blijdschap. Ook Jan was in de wolken! Als dat eens waar was!

„Een kleine Mozart, Jan!"

„Of Beethoven."

„Neen, ik weet 't al. Wat zanik je toch. Een kleine Wagner natuurlijk."

„Ha! Juist. Een muziekgenie in ieder geval."

„Hoe kan 't anders! Met muziek afgebedeld is hij! En met muziek ingehaald wordt hij! Jij speelt de Einzug der Gaste uit Tannhauser als hij geboren wordt."

„Afgesproken. Of ik zing: „Salut, héros aimé" uit Lohengrin."

„Ja, ja. Leve Wagner. Onze zoon zal Bichard heeten."

„Het zal een wereldwonder worden."

Totdat Jan tot de nuchtere werkelijkheid terugkeerde en voorstelde den dokter te raadplegen omtrent het te verwachten muziekgenie. Dienzelfden avond had het onderzoek plaats.

Er was geen sprake van een kleinen Wagner. Sara's ongesteldheid had niets te beteekenen en was met een veertien dagen rust houden en een doelmatige behandeling geheel genezen.

Het geval werd onder de kennissen met groote hilariteit besproken. Sara zelf lachte er het hardst om. Jan was in den beginne wel wat teleurgesteld, maar zag later toch ook het malle in van hun Wagner II aspiraties.

„Wat drommel," lachte Sara weer, „het zou toch eigenlijk ook te gek zijn. Zoo'n oude vrouw als ik! Veertig jaar. Ik kon beter fungeeren voor mère noble. Wat jij, Janneman? Arme kerel. Voor jou is 't vaderschap niet weggelegd. Nu, wie weet, als je later nog eens een bini moeda neemt —"

„Sara, wat raaskaal je toch."

„Nu, waarom niet? Je mocht eens genoeg van me krijgen —" lachend, plagend bleef ze voor hem staan, de fluweelige oogen