442

EL DORADO.

de haar la divine Zorah. Maar ze lachte hem rut. Ook in hem, den vroegeren amant, zag ze nu niet langer den man. Ze haalde Jan van de boot.

Hij zag er prachtig uit. Geheel de oude. En hij was zéér verliefd.

Den eersten tijd woonden ze nog in het pavilloen bij de Terbrachts. De oude heer bezorgde hem een plaatsing bij een scheepsagentuur in de oude stad, met goede vooruitzichten.

Maar Jan drong er op aan dat zij op zichzelf zouden gaan wonen. Hij zag Wera dagelijks. Zij was nu een dametje geworden, een Gretchen-type, en scheen iets van de dwepende vereering voor Sara op Sara's man over te brengen.

En zoo huurden zij een huisje in Gang Halkema. Het was geriefelijk en meubileerde goed. Zij richtten het in zooveel mogelijk naar het model van Embong Woengoe en Merdika-lama. Er was nu ook een logeerkamer. Abbah en Inem waren ook weer present. Voor het uiterlijk was alles tot het oude teruggekeerd. Alleen het vele kussen en stoeien der beide echtgenooten was verminderd.

Jan werkte hard op zijn kantoor. Zijn chefs prezen hem zeer. Maar zijn werklust was beslist overdreven. Met wat minder ijver maakte hij toch ook wel snel promotie. Als hij thuis kwam, was hij zoo moe, dat hij zijn oogen haast niet kon open houden, en vaak vóór den eten op zijn luierstoel al in slaap viel. Het gebeurde ook vaak dat hij overwerk had en op kantoor rijsttafelde. Abbah kwam dan met de stoomtram zijn etensdrager brengen. En als hij tegen zes uur thuis kwam, was Sara reeds druk aan het lesgeven.

Zij zagen veel menschen, en eens in de 14 dagen was er muziekavond bij hen aan huis. Sara had nu twee instrumenten, de oude Kaps en een Schiedmayer, beide vleugels, die de geheele binnengalerij haast besloegen. De voorgalerij zat dan propvol gasten. Men moest zich behelpen met de ruimte, maar dat hield niemand weg. Het was bij de van Slootens steeds zoo dol-geanimeerd en artistiek-gezellig. Sara was een ideale gastvrouw, en haar man een geestig prater. Hij hield er steeds den lach in met zijn soms jongenachtige vroolijkheid. Parodieeren kon niemand als hij en in nadoen van menschen en dieren vond hij zijns gelijke niet. Men