448

NAAR ANDERE LANDEN.

Een zwaar onweder was weggedreven, maar de lucht was nog met wolken; die keerden het licht van de sterren af en beneden lag het veld donker en stil. Tussen grote bomen stond een klein huis. Visage woonde daar. Er was feest in zijn huis, want het was een goede avond. Visage was een arm man, maar hij was enige jaren geleden bijwoner geworden op de grond van Nicolaas Viljoen en sinds was het met hem beter gegaan. Het was een goede plek, veel water en goede grond; en Nicolaas Viljoen was een goede man; die hielp Visage met alles.

Vandaag was weder een oud verlangen vervuld. Voor de oorlog had hij een orgel gehad en hij en zijn vrouw konden beiden spelen en het was steeds een groot gemis voor hen, er geen meer te hebben Doch nu hadden zij er een gekocht. Het was wel klein en eenvoudig gemaakt, maar het was toch een orgel. Zij waren zo blij, dat zij maar niet naar bed gingen en ook de kinderen waren nog op; die zaten voortdurend met grote ogen te kijken en te luisteren, als Visage of zijn vrouw speelden. „Ja, hij schreeuw rechtig mooi," zei Visage terwijl hij eindelik het orgel sloot.

„Nu", antwoordde zijn vrouw, „ik het nog nie een orgel gehoor wat zo mooi schreeuw als die nie."

„En hij is daarom ook niet te klein nie," zei Visage. „O nee, hij is helemaal groot genog", zei zij. „Kom an kinders, gaat julle nou slaap," zei Visage en de kinderen gingen naar bed.

„Het wordt ons tijd ook," zei hij. Hij opende de deur en keek naar buiten. Hij was groot en fors, zijn lijf vulde de gehele deuropening. „Die weerlich slaat nog bajje uit," zei hij, ,,mogelik krijg ons van nach nog meer regen."

Hij hoorde het stampen en bonken van een wagen en gepraat van den drijver. „Daar kom een wagen", zei hij. „Altemet Stefanus," antwoordde zijn vrouw. „Dat zal wees," zei hij. „Ik wil hoor, misschien het hij brieven voor ons gebreng."

Zij kwam bij hem staan met de arm om zijn schouders en zwijgend zagen zij in den nacht. Beiden dachten zij aan het orgel.

„Dit is hier daarom een goeie plek," zei hij, „ik wens ons kan hier nog lang blij. Hier kan een man op boer.

„Ja," zei zij, „maar nou ons die orgelhet, is ik vooreerst te vrede."