452

NAAR ANDERE LANDEN.

„Dat zal die beste wees," zei Visage, „dan het jij geen onschuldig bloed op jou gewete." „Wat is jou plannen, neef Frans," vroeg Pelzer. '^Nee, ik weet nog nie," antwoordde hij, „ik zal nog zien hoe zake loop, altemet kommandeer hulle mij ook nog nie."

Een man klopte aan de deur. Het was Org de la Bousschanje. „Kom maar binne", riep Visage.

De man ging zitten. „Dinge lijk snaaks", zei hij. „Ons zal nou ons eigen mensen moet gaan schiet."

„Ja, zei Visage, „dat zal daarvan kom lijk het mij". ",Och als het toch maar nie weer oorlog wordt nie," zei tante Hessie, „oorlog is toch al te zwaar."

„Ik het geen lus meer voor oorlog," zei Pelzer, „ik het al te veel oorlog gemaak."

„Wat zal jij doen?" zei la Bousschanje, „als die regeering jou oproep moet jij gaan, al is dit naar die hel."

„Dat is die ding," zei Pelzer, „of hij spreek in die naam van die Heere of in die naam vaD die Satan, jij moet zeg ja."

„Daar is Flip de laRey," zei tante Hessie. „Kom in Flip," riep Visage. Een jonge man kwam binnen, vlug en naar het scheen zeer vrolik. Hij zette zich en nam de tabak aan van Visage.

„Dit gaat nou goed oom," zei hij luchtig, nou kan ons toch weer een bietje oorlogmaak, en altemet wat stakers gaat schiet. Dat zal een plezier wees". „Twee van mijn broers is ook bij hulle, vervolgde hij, „ik zal hulle kogel."

Ieder wist dat hij zelf een arbeidersman was. „Ik wens Botha en Smuts staak nou," zei hij, „en dat de regering mij opkommendeer, dan schiet ik hulle dat hulle zo bars."

Men zag dat hij onder zijn vrolikheid een grote woede verborg. Visage zag hem lang en aandachtig aan; een grote simpatie voor die jonge man rees in hem.

Een man klopte. Het was oom Nicolaas 'Viijoen. Visage stond op en ging naar de deur. „Kom in oom," zei hij.

Oom Nicolaas was een Bothaman. „Julle zal julle nou moet klaar hou," zei hij, „ik hoor die mensen van Vlaklaagte en Schildpadnek is van morre opgekommandeer." „Ja oom," zei Visage, „ik hoor ook zo." „Ik gloo daarom die ding zal gauw op een end wees," zei oom