DE MELKMEID

DOOR

J. EIGENHUIS.

De boer en zijn volk hadden zich nauwelijks den tijd gegund, hun middagmaal door te schrokken, 't Was lang winter geweest, en nu het weêr omsloeg, wachtte alles tegelijk. In eens scheen de zomer gekomen, of de natuur om den verloren tijd in te halen, de lente had overgeslagen.

Nel, de dienstmeid, zette de vaten in elkaar en droeg ze naar de bakkeet, waar een grooten ijzeren pot boven het haardvuur hing. Ze lichtte het deksel op en schepte kokend water in een teil, om de borden te wasschen. Ze kon het hier haast niet uithouden en smeet het vaatwerk ruw in de teil en spoelde het onverschillig om. Telkens moest ze door de verweerde ruiten zien naar buiten, waar alles glansde in de tintelende zon. Zelfs •ging ze met opzet staan, om de vaten af te drogen, op de plaats, waar een breede band van koesterend licht naar buiten viel.

Door de half-openstaande deur drongen de benauwende walmen van het kippenhok binnen en de vunzige zuurheid van den stal. Het maakte haar haast onpasselijk en ze repte zich, om naar buiten te komen. Een paar brutale kippen stapten deftig binnen, stil kokkerend en de koppen met de roode lellen vragend op zij. Dan verstoutten ze zich ineens, de kruimels haastig op te pikken onder de stoelen vandaan, zonder zich te storen aan het kraaien van den haan buiten.

Ze meende wat te gaan naaien, maar de lauwe weeheid van het altijd kokende water boven den haard, de vunze etens- en bakluchtjes, die hier nooit te verdrijven waren, en waarboven kool en uienstank vies uitwalmde, dreef haar naar de deur.

Ze liep het kippenhok voorbij en lette niet op het uitnoodigend kraaloogen van de domme dieren, die beredderig langs het lat-