LATE LIEFDE.

een warmen Zondagmiddag in den nazomer terwijl ze in haar beste jak met haar poes op den schoot voor haar deur zat uit te kijken over de stoppelvelden, zag ze van den dorpskant een langen, slungeligen kerel naderen. Ze herkende hem als een keuter uit het Oosthuizerveld, die een jaar tevoren zijn vrouw verloren had en sinds dien tijd heelemaal alleen trachtte de zaken op zijn boerderijtje gaande te houden. Dadelijk bevroedde ze wat hem dreef tot dien verren tocht naar het einde van den kalen polder en nauwelijks stond hij vijf minuten naast haar, zijn magere lichaam leunend tegen het deurkozijn of hij was al voor den dag gekomen met het voorstel dat ze had verwacht: hij kon 't alleen niet bolwerken op zijn keuterij, bekende hij haar. Al had hij maar vier bunders land onder den ploeg, 't werd hem te mans om tegelijk zijn zaken te behartigen en voor zijn huishouden te zorgen. Alles leed er onder, zijn land, zijn vee, zijn huishouden en hijzelf niet het minst. Daarom was hij er over gaan denken om weer een vrouw te nemen, maar hij had er een noodig die niet te kieskeurig was en van aanpakken wist. Ze hadden hem in 't dorp verteld dat zij die eigenschappen bezat en nu kwam hij haar vragen of ze misschien zin in hem en in zijn boerderijtje kon krijgen.

Ze gaf geen uitsluitsel, dadelijk dien eersten dag, stelde hem alleen voor om nog eens terug te komen, dan konden ze elkaar wat beter leeren kennen.

Van dien tijd af kwam hij, weken aaneen, trouw eiken Zondagmiddag den langen weg van zijn keuterijtje naar haar huisje af leggen en bij ieder nieuw bezoek gevoelde Trien zich meer thuis bij den kalmen, rustigen, eenigszins zwaarmoedigen kerel, die geen ander gebrek scheen te hebben, dan dat hij zich te veel zorgen maakte en niets kon overzien.

Na acht Zondagen stemde ze erin toe om zijn vrouw te worden en daags daarna nam ze vrijaf om hem in zijn eigen huis te bezoeken.

Maar den volgenden Zondag kwam hijzelf niet, zooals afgesproken was, bij haar terug, doch een van zijn buurkinderen bracht een grooten brief, waarin hij schreef dat hij na lang beraad besloten had toch maar van haar af te zien: ze had zich op den dag van haar bezoek zóó vlug en zoo zonder eenig bezwaar door

I 2