LATE LIEFDE.

's Middags van dienzelfden dag zag ze hem bezig met 't afbreken van zijn keetje en toen ze den volgenden morgen opgestaan was en 't raam uit keek, gevoelde ze zich verlicht omdat hij verdwenen was. Als hij opnieuw bij haar was gekomen en opnieuw was gaan aandringen op een huwelijk zou ze misschien wéér zijn gaan aarzelen — hij praatte immers zoo onderhoudend en hij had zoo'n flink, knap gezicht. Daarom was ze blij dat hij maar was weggegaan, nu was 't ineens uit.

Vier jaren leefde zij na dien tijd alleen met haar poes, en haar geit, en geen haar op haar hoofd dacht meer aan de kans om nog ooit eens te trouwen, toen plotseling Jaap Janssen bij haar gekomen was met het voorstel om zijn neef Klaas Kuipers eens te bezoeken, en te zien of dat geen goede partij leek voor haar. Klaas was gewillig en gedwee, had Jaap er bij gezegd en hij wou erg graag een vrouw hebben, maar ze moest een beetje tegemoetkomend tegen hem wezen, hij was nog nooit met meisjes in aanraking geweest en daardoor was hij wat bleu en wat bang uitgevallen.

Nou, ze was hem dan tegemoet gekomen. Véél te erg wist ze nu achteraf wel. Maar ze had toch nooit kunnen denken, dat die ouwe stumper zoo bang zou zijn voor een zoen! Och, och, wat had hij een paar benauwde uren doorgemaakt. Als Jaap haar niet had aangespoord, zou ze hem natuurlijk wel met rust hebben gelaten, zoo'n pleizier was 't waarachtig niet, maar ze had gedacht dat het de eenige manier was om hem voor zich te winnen. En nu had ze 't net bedorven door haar manier van doen — ze geloofde tenminste nooit dat hij haar nog weer binnen zou laten. Maar ze wou 't tóch nog een keer probeeren — 't zou toch wel geschikt wezen om zoo'n manneke te trouwen, dat ze heelemaal naar haar hand kon zetten. Ze kon immers gemakkelijk genoeg weer naar 't dorp gaan, den volgenden avond, na afloop van haar werk. En lukte 't dan niet om bij hem binnen te komen, nou, dan was er nog niks verloren.

,,'k Zou 't maar es bij de achterdeur probeeren, de oude heeft z'n voordeur wel méér vast," waarschuwde Klaas' buurvrouw, die Trien den volgenden avond vergeefsche pogingen zag aanwenden om binnen te komen.

„Och, die het-ie natuurlijk nóg vaster op slot," gromde Trien,