KARAVANSERAI.

struiken, twee geweren naast me. Goddelijk!" — „En als je eens misschoot?" — „Schiet natuurlijk nooit mis. Heb er al zes en twintig geschoten, tien pop van eiken tijger — tegenwoordig twintig. Een prachtgeweer.... van meneer Both gekregen. ..."

Een koelie kwam van Arkel roepen: toewan Both wou vertrekken. — „We rijden vanavond nog naar Tempoen," zei Both „we logeeren bij Tjoen Sing, mijn chineesehen sobat, — en dan morgen naar Bangil. Ik blijf hier niet slapen met al die hanen." — De administrateur bood aan de hanen te doen verhuizen. — „Heel vriendelijk van je," zei Both, „maar trima kassi banjak.l) Dan kreeg je vrouw een beroerte. Span in — we gaan." —

Een half uurtje later reden ze weg, — de lantaarns aan, de bediende een brandende flambouw bovendien, — de kap open» 't Was heerlijk weer.

— „Ik ben daar niet graag," zei Both; „die hanen bevallen me niet en die vrouw ook niet. Als ze nu maar heelemaal als een Javaansche deed, nou, dan.... Mijn vrouw is heelemaal inlandsch — daar viel niets aan te veranderen; ik praat altijd Maleisch of Javaansch met ze. Doe al jaren ook geen moeite meer om het te veranderen. Laat ze maar tobben — maar dat kost geld. Godbewaarme, ze zijn zoo verkwistend — ik geef ze alle maanden vijfhonderd gulden voor snoepgeld en moet dan soms nog bijspringen. Ja, jongen, daar moet je geld voor hebben. Mijn dochter was gelukkig anders.... Een javaansche ziel, daar verander je niets aan. Niets niets. Ze is goed.... o, daar spreek ik niet van. 't Gaat bij mij nooit over goed of kwaad, zie je — dat is betjara-kossong"). Maar ze zijn anders.... Als zoo'n vrouw dan heelemaal inlandsch is, goed, dan zijn ze echt. Maar die vrouw hier is niet echt — dat heeft pretentie's van een Europeesche vrouw, méér, oneindig méér, en dat hindert me geducht.... Ik wou zoo graag Adolfien getrouwd hebben met een Europeaan. Ik houd van het kind — ze is goed, ingoed. Maar.... je moet ze aan kunnen en moed hebben en geduld, geduld, eindeloos.... Ze is zoo'n tusschending:

't kan lukken 't kan ook mislukken — Ze krijgt later geld

genoeg ... .en anders zorg ik voor ze.... dat is geen bezwaar»

') Dank je zeer. *) Kletspraat.