KARAVANSERAI.

zijn.... Afijn! Daar heb je den grooten weg al naar Pa.^soe-

roean We zullen even naar den wedönö rijden, dat is een

oud vriend van me Koesier, wedönö!" —

Te ongeveer twee uur waren ze er; de wedönö sliep, maar een van zijn zoons ging hem wekken, schoon tegen den zin van Both. Al heel gauw verscheen het districtshood en maakte duizend verontschuldigingen, dat hij zich veroorloofd had een dutje te doen. Of de heeren al gerijsttafeld hadden? — „Nee," zei Both, „staat er nog wat? Daar zou je ons plezier mee doen. Je weet, ik ben met weinig tevreden."

In een ommezien waren alle handen in de weer en werd er gediend wat er maar saamgegaard kon worden: rijst, soorten van sambals1), visch en zelfs ajam2). De zoons van den wedönö bedienden zelf. Dat wou Both eerst niet hebben, maar de wedönö beweerde, dat het adat3) was, en dus daar moest Both zich wel bij neerleggen. — „A la bonneheure, adat is adat. — Laat de jongens van mijn rijtuig gebruik maken, zoolang we boven zijn, wedönö — want wij gaan natuurlijk te paard naar boven."

Na tafel nog een dutje — en om half vijf stonden er vier paarden klaar, twee met Europeesche, de twee andere met inlandsche zadels opgetuigd. Eerst had Both nog iets met den wedönö te bedisselen, wat een beetje geheimzinnig toeging en ze stegen te paard — de tocht begon. — Enkele minuten rijdens nog op den grooten weg en toen sloegen ze het bergpad rechts in: de klim ving aan.

De bergweg stijgt tamelijk steil en biedt aanvankelijk niet veel schaduw, — naar links en rechts weidt de blik over hangende sawahs en maar een enkele kampong lag er destijds aan de berghelling rechts; overigens hier en daar maar enkele woningen. Maar de zon was al achter den hoogen Kembar en den Andjasmörö gedaald, zoodat ze geen last hadden van de warmte; er woei ook een frissche wind van de bergen neer. Als ze zoo nu en dan eens omkeken, zagen ze, met elke minuut haast die de paarden zigzagsgewijze klommen, het panorama achter zich verbreeden en winnen in bekoorlijkheid.

Na anderhalf uur klimmens ongeveer reden ze onder de met

l) Toespijs by de rijst. ») Kip. 3) Gebruik.