KARAVANSERAI.

rijtuig en koop bij Watrin een krans, en breng dien mee. Hier is geld." —

Om vier uur was Ngassioh terug en reed van Arkel naar Genteng. De lijkwagen stond al op het erf, toen hij er kwam. Adolfien kwam hem snikkend tegemoet in de voorgalerij — vóór een half uur was ze aangekomen met haar vader: oom had het heele huis met palmen en bloemen later versieren, 't zou een

schitterend feest worden, en nu In de achtergalerij zaten

heel veel vrouwen, meest nonna's, die gebakjes aten en koffie dronken, met tusschenpoozen luid lamenteerden. Mevrouw Both zelf was heel kalm en vertelde van Arkel, hoe 't gegaan was: Both was dien morgen heel wel opgestaan, had ontbeten, nog werk gedaan ook, maar om elf uur had hij gezegd: — „Zoo

tjapeh, vrouw, zoo tjapeh Gij doet gem z'n ganden an z'n

goof zoo an z'n kop, zóó en een klein poosje later Hod,

'n paar minuutjes mar zeg gij: vrouw zorg voor kinderen Adolfien ook ", dan abis perkara, dood gij ees

gevallen, dood, mati betoel kassian, die ouwe rot Ach Hot, eek

nangies..." — Nu schreide zeenaldevrouwenjammerdenluidmee.

Even mocht van Arkel den doode nog zien, vóór de eindelooze stoet van belangstellenden kwam: het oude kleine manneke lag zoo rustig in zijn kist, de handen gevouwen, een krans van melati om het schrompelige hoofd, één oog gesloten ; het blinde kon niet gesloten worden. Van Arkel lei even zijn hand op het ijskoude voorhoofd, boog zich voorover en fluisterde: — „Dank

je wel, lieve man " — „Trima kassi banjak!" zei het oude

wijfje en ze kuste van Arkel, — „trima kassi.... gij ees zoo hoed,

ja, zoo hoed Adolfien, kom kus gem, hauw oom

dood hoddank jij krèèg lieve laki " — Adolfien omhelsde van Arkel en schreide — alle vrouwen schreiden luid. —

In de voorgalerij stonden nu al tal van vrienden en belangstellenden; het stroomde steeds aan, de heele kali langs stonden de rijtuigen — de menschen stonden spoedig man tegen man, de kransen en bloemen konden nergens plaats vinden dan in twee landauers. De leider der begrafenis kwam weldra vragen, of er nog waren die den doode wilden zien, en het défilé ving aan.... Meneer Dürsfeldt, Adolfiens vader, ging vooraan.

Van Arkel bleef in de voorgalerij; een meneer naast hem ver-