JAN

je ook lastig te herkennen, maar als hij geweten had dat ik het was, had hij 't niet gedaan." „Niet?"

„Neen, want dan wist hij wel dat het niet noodig was. Ik heb hem gezegd dat in Holland alle kleine kinderen die gebaad worden, meteen dadelijk leeren zwemmen — met het oog op de overstroomingen, weet U?"

„Maar Jan! als de portier nu van anderen hoort dat het niet

waar is, dan zal hij je wel voor heel dom houden of voor

erger...."

„Nou, stil maar, 'k weet het al," viel Jan haar brusque maar met snel opstijgende kleur in de rede en vlug overeind springend, knikte hij „dag lievert" terwijl hij voor mij zijn muts afnam.

Eenigszins verbluft liet hij ons achter, maar ter wille van het licht geamuseerd lachje om Paula's lippen, vergaf ik hem de ongewenschte kennismaking.

„Wat zouden ze hem toch verteld hebben van Monte Carlo?" vroeg ik.

Paula haalde de schouders op en zweeg weer. „Ik bewonder je paedagogisch optreden." Ze glimlachte. „Een aardig kind." Ze knikte.

„Hoe mooi is het gezicht op Cap Martin." Geen antwoord.

„Daardoor wordt Menton zeker nog beschut voor den westenwind."

„Men roemt het klimaat ook boven dat van Nice." „Ik vind den boulevard hier gezelliger, korter."

Ik gaf het op, ik verveelde haar blijkbaar; ze wilde doorsoezen in haar eigen gedachten.

Toen liet ik haar alleen en ging de omgeving eens verkennen, voornamelijk om te weten wat Paula hier zou kunnen boeien als ze die wonderlijke apathie afschudde.

Het casino? — neen.