FRANSCHE LETTERKUNDE.

Barbusse opent zijn boek met een vizioen. Ginds op de besneeuwde toppen der Zwitsersche bergen, koepelt, luchtig en blank, het sanatoriumgebouw. De zieken, borstlijders en bloedarmoedigen, liggen er op de lichte bedden uitgestrekt. Ze snuiven met genoegen de frissche alpenlucht in hun zwakke longen. Een bediende brengt de dagbladen. Dof gemompel. Angst in de glazige oogpoppen. Het groote nieuws loopt rond: de oorlog is verklaard! En de bespiegelingen gaan hun gang.

Eén stamelt er:

— Deux armées aux prises, c'est une grande armée qui se suicide.

Een andere roept:

— Gare aux trönes! Een derde:

— C'est la Bévolution Francaise qui recommence.

Dan weer heerscht er stilte. De droge hoest van een teringlijder blaft schor en pijnlijk.

Beneden ligt de aarde in mist verloren. Een onweer dreigt. Beeds bliksemen gulden zwaarden door den hemel. Verre donders rollen.... De vallei ligt omsloten door bergwallen. De wolken vergroeien tot apocalyptische monsters, met gehoornde koppen en vuurspuwende muilen. Zij nemen de gestalten aan van geharnaste wapenlieden. En legioeien dagen op. De helmen blinken; de wapens rammelen. Legioenen botsen op legioenen. En eindelijk: de dertig millioen slaven heffen het gelaat op en dragen een wil op hun voorhoofd. Dan verklaart de schrijver: „L'avenir est dans les mains des esclaves, et on voit bien que le vieux monde sera changé par 1'alliance que batiront un jour entre eux, ceux dont le nombre et la misère sont infinis.

En het doek gaat op....

Barbusse heeft met opzet de hoofdstukken van zijn boek noch afgemeten noch geordend. Het komt er bij hem alleen op aan den modernen soldenier te toonen in de verschillende phasen van zijn oorlogsbestaan. Daarin is hij dan ook meesterlijk gelukt. Zoekt niet in deze bladzijden de geleidelijke ontwikkeling van ééne gedachte, de trage ontpopping van een toestand, de evolutie van één of meer personen in het verloop der dagen. Alles gebeurt