FRANSCHE LETTERKUNDE.

zooals het er in den oorlog werkelijk toegaat: onverwachts. En zoo vormt ieder hoofdstuk op zich zelf beschouwd, één anecdotisch geheel, en al deze anecdoten- één documentarisch geheel, dat door de geschiedschrijvers zal moeten geraadpleegd worden, willen ze de dingen in geen valsch daglicht stellen.

Al dadelijk zitten we dan ook in 't volle oorlogsrumoer. En terwijl de bommen ontploffen, de kogels tjilpen, de machiengeweren klapperen, de aarde in vulkanisch geweld opspuit, de wallen en borstweringen der verschansingen verpulverd worden, maken we kennis met de verschillende kerels der eskouade: Paradis, Volpatte, Lamuse, Tirette, Biquet, Barque, Eudore, Blaire, Martbereau, Tirloir, Tulacque, Cocon, Poterloo, Pépin, Mesnil André, Pouillade, Becuwe en korporaal Bertrand, de hoofdman der ploeg. Ze zitten diep in de aarde weggedoken, tot de dageraad openkriekt en ze langzaam, slaperig verrijzen uit hun ondergrondsche spelonken. Met drie, vier geniale duimknepen, staan ze daar voor ons geboetseerd. Men voelt: 't zijn kerels met kruim in de vuisten, pezig, doorgewinterd, gelaten in hun lot, heroïek zonder snoeverij en uit één stuk. Ze hebben niets van de melodramatische oorlogsmannen, die, alhoewel doodelijk gewond, nog een vuurwerk van welsprekendheid afsteken, vooraleer ze sterven. Hun taal is ruw, ongeslepen, maar sappig, vlot en beeldig.

— Nous ne sommes pas des soldats, beweren ze, nous, nous sommes des hommes.

Heel het boek door klotst dan ook een vloed van diepe menschelijkheid. Waar we die kerels ook te snappen krijgen, ter rust of in de loopgrachten, op patroelje of karwei, in vollen slag of op marsch, bij regen of zonneschijn, trots hun sombere, baardige koppen en geweldige oogen, ze veruilenspiegelen hun leed, hun misnoegdheid, hun rouw in klaterende uitroepinkjes en faunesken spot. Heel hun levensfilosofie vatten ze samen als volgt: we staan er vóór en we moeten er door.

Eén der kerels, Eudore is in verlof geweest. Ontmoedigd keert hij weer. 't Noodlot heeft gewild dat de stakkerd zijn vrouw eerst vond den vooravond van zijn afreis. Een nacht zal hij met haar dan toch kunnen doorbrengen ? Neen! Buiten woedt een hondenweer. Vier soldaten vragen of ze mogen schuilen in zijn huis. Zulks