DB GEZEGENDE ECHT.

huize van den pastoor had doorgebracht, alle inbrekers geweerd en, veilig voor alle gevaar en eiken aanslag, den rechtvaardigen slaap genoten.

Maar nu de warmte haar zoo onbarmhartig plaagde; nu buiten de koelere winden zachtjes luwden en eenige frischte brachten, rees de stoute gedachte in haar op en ontstond in haar ziel een uitputtende strijd. Ten laatste werd zij vastbesloten en met de hardnekkige vastberadenheid, alle simpele naturen eigen, begon zij aan de uitvoering van haar gewaagd voornemen.

Behoedzaam stapte ze uit het bed, voorzichtig tastend in de zware duisternis om niet te stooten of eenig lawaai te veroorzaken. Heur aarzel-wankelende voeten zochten omzichtig de zoo welbekende planken bevloering. Even raakte ze den poot van een stoel die, luid geruchtend, verschoof. Het klonk geweldig en een oogenblik bleef ze roerloos, luisterend met angstige spanning, pijnlijk turend in de donkerte. Er was geen klaarte in te zien....

Nu ze bevrijd van het zware laken en blootvoets daar zoo schamel stond in haar dunne nachtjakje, rilde een huivering over haar lichaam en het speet heur haast aan den drang van haar overwarm gemoed te hebben toegegeven.

Maar ze was nu dichtbij. Tastend zochten haar handen den grendel, die knarsend omheen de schroef draaide. Dan stiet ze met een driftigen schok de ramen open. Daar lag de nacht in zijn wijde klaarte, een zilveren gulp van het maanlicht sloegnaarbinnen. Ze schrok ervan: zoo helder was het daarbuiten. Ze zag de hoeven, hier en daar tusschen het geboomte vaag en schemerig, en dichtbij, heel duidelijk, de kerk met den plompen toren. Het verbaasde haar: het leek zoo ongewoon en zoo onverklaarbaar: Al dat licht in den nacht en de geurend-vochtige koelte, die van de aarde opsteeg. Ze keek er naar met een stille verwondering.

Maar dan voelde ze de kilte ineens scherp over haar bloote voeten. Haastig sukkelde ze weer naar bed. In de eerste stonden voelde zij de behagelijkheid van het verkilde linnen en 't leek wel of ze nu spoedig slapen zou....

't Was echter een vrome wensch, die, dien nacht, niet in vervulling scheen te zullen gaan. Ze voelde zich heelemaal afgetobd ; haar hersens deden pijn, of er een zweer in rijpte en dadelijk bersten zou. En wat ze niet wilde bekennen tegenover zichzelf;