DB GEZEGENDE ECHT.

verduldigheid toe noodig om deze menigvuldige rampen te dragen, vooral nu de blije dagen met zijn verdriet te lachen schenen.

De miserie was begonnen, toen Melanie, den dag vóór haar huwelijk met den koster, hem voor goed verlaten had. Al zijn overredingspogingen en verzoeken hadden de vrouw niet kunnen overtuigen. Zij was koppig gebleven, en doof voor elk verstandig woord. Ze scheen in die liefde een ongewone kracht te hebben gevonden, die haar toeliet, met een onbuigzame wilskracht, den eerwaarde te weerstaan en al zijn argumenten en bewijsvoeringen af te wijzen. Zij werd hard en ongevoelig; ja, ze scheen er op den duur een boosaardig genoegen in te vinden den pastoor met haar voornemen te plagen. Heur hart werd gesloten voor alle edelmoedigheid en heur geweten scheen geen vermanende stem meer te hooren. Dus was ze getrouwd, in weerwil van allen en alles. Het was een harde dag voor den pastoor geweest toen hij Melanie's huwelijk inzegende. Hij bleef de herinnering er aan als iets van stuitende onbarmhartigheid bewaren. Den koster kon hij sindsdien niet meer zien; en 't was een geluk voor beiden dat deze dienaar des Heeren spoedig na zijn trouwen ontslag nam, en rustig rentenieren ging, verzekerd als hij was voor zichzelf en voor zijn vrouw met het geld der erfenis....

Een nieuwe meid had Melanie's plaats in de pastorie ingenomen. Dit was in 't eerst een reden tot jaloerschheid bij de jong gehuwde geweest, die vele uren van haar wittebroodsweken verzuurde met de gedachte dat een andere haar bij den pastoor verving. Maar al spoedig vergat ze deze ijverzucht, toen het ongelukkig bestaan van den pastoor zoo duidelijk zijn sporen op den armen man begon achter te laten.

Sophie kwam uit een ander dorp en was door een collega aan den pastoor aanbevolen geweest. Al spoedig kwam deze tot de overtuiging dat hij niet veel reden had om zijn ambtgenoot dankbaar te zijn; en alhoewel de eerste dagen — in overeenstemming met het spreekwoord dat nieuwe bezems steeds goed vegen — niet te zeer aanleiding hadden gegeven om dit met bewijzen te staven, ondervond de pastoor weldra dat eene verandering niet steeds eene verbetering hoeft te zijn.

De rampen waren begonnen met het feit dat Sophie van