JAN.

wagen zag ik opeens dat Overaert's blik op Paula rustte en rusten bleef. Ik geloof dat Jan nagenoeg sliep, maar in de straten van Menton was hij weer klaar wakker en fluisterde „zeg Vader, geef je hem alsjeblieft veel, Alfredo?" Mijn voeten tintelden bij 't uitstappen, Overaert bracht Paula, die even aarzelde tot in de hall. „Au revoir Alfredo, je auto is een ware schat" riep Jan vroolijk en vertelde gauw aan den portier dat Castillon nog mooier was dan Castellar.

„Lest heugt best" lachte hij terug.

„Straks zien we elkaar weer in de eetzaal, nietwaar? ik hoop dat u niet te moe geworden is," zei van Overaert en Jan riep tegen den liftjongen, „Arnold, gauw een toertje."

Hij hield van het zwevend gevoel der gemakkelijk loopende lift, en Arnold liet hem reizen zooveel hij wilde.

„Heeft het je niet erg vermoeid?" vroeg ik Paula op onze kamer.

„Neen, niet erg, maar juist genoeg om wat rust te waardeeren." „Hij is toch wel goed, vind je niet?" vroeg ze een oogenblik later.

„Wie, Jan?

„Natuurlijk! Overaert bedoel ik. „Ik ben er van overtuigd."

Ze legde zich op haar chaiselongue maar lang kan ze er niet gebleven zijn want ze kwam in een bizonder gesoigneerd avondtoilet in de eetzaal.

Wat was ze mooi!

Vermoeidheid teekende het kleurtje op haar wangen iets meer af en misschien deed die ook haar oogen zoo schitteren.

Een klein bijou fonkelde tusschen het satijn van haar corsage.

Jan en van Overaert zaten aan de tafel naast de onze, we waren de laatstgekomenen en de zaal was al grootehdeels verlaten. In-genoeglijk zaten wij daar, dezelfde stemming beheerschte ons allen.

Het diner leek me uitstekend en de wijn had mij nog nooit zoo goed gesmaakt. Toen de stugge Eus passeerde, groette hij hoflijk, de kellner week verbaasd terug en zag hoe Jan nog een extra glimlach opving; maar Jan was ook een kleine toovenaar, dat wist ik 't zekerst als ik Paula aanzag.