18

BILDERDIJK'S HOUDING JEGENS DE

deeling van Napoleon in een der beide genoemde jaren te vergelijken met zijn verheerlijkende vleitaal van zes jaren later. Het vers »Napoleon« van 1804, bij diens verheffing tot erfelijk keizer der Franschen in dat jaar, luidt namelijk aldus:

»In spijt der lange dienst, aan 't Helgespuis bewezen, Mistrouwd, als nog misschien verzoenbaar met Bourbon, Hoe zal hy de achterdocht van 't Duivlenras genezen! Wat gruwel zuivert hem, en toont Napoleon? — De afgrijsselijkste moord met Vorst- en Volkenschending, — De Hel ontzet er van, en kent hem voor haar zoon: „Dit schelmstuk, na zoo veel, is 't toppunt van volending; „Wees Keizer (zegt zy), heerscht!" en de onmensch klimt ten

throon.

Hy klimt; beveelt; de grond ziet bloed by bloedstroom vloeien, Zijn arm omgrijpt Euroop, zijn oog verslindt heel de aard; De vorsten biên den hals gedweezaam aan zijn boeien; En 't menschdom heinde en verr' valt neder voor zijn zwaard, ö Almacht, ziet Gy 't aan? — Maar ja, Gy zult het wreken; De Hel verzwelgt het kroost, dat ze uit haar schoot ontbond; Doch ware eens 't licht naby dat eenmaal aan moet breken, Dat ze en zich-zelv geheel, en Krijg, en Dood, verslond!*1)

En zoolang Bilderdijk aldus over den oppermachtigen gebieder van Europa dacht, is het begrijpelijk, dat hij reeds uit Brunswijk aan zijn vriend Jeronimo de Bosch, die een Latijnsche Ode aan Bonaparte had gewijd, verwijtend kon toevoegen:

»Is 't mooglijk! Gy dien Oorlogsdonder

Bezingen! ongelijkbre Bosch!

Gy volgt (ö zielontzettend wonder!)

Diens Mavors op zijn krijgskaros!

Gy vlecht uw grootsche Dichtlauwrieren

Den moord, de heerschzucht om den kruin,

Terwijl hy waadt door bloedrivieren,

En steden, Rijken, legt in puin!«2)

Hoe spoedig zou de »Ode op Napoleon« van Bilderdijk zelf dit Verwijt aan het adres van zijn vriend Bosch tot huichelarij stempelen! Maar.... bij zijn terugkomst hier

J) D. W. IX, 8. 2) D. W. X, 385.