VORSTEN VAN ZIJN TIJD

35

»Nu eerst begon mijn jammer. Toen was 't lijden Volkomen, opgehoopt. Vervolging, vijandschap, Borst met een dolheid uit, door 't laffe gunstbenijden Van haatren aangescherpt, en rees ten hoogsten trap. Toen ja, was 't leven my te afgrijslijk om te dragen; En laf gedrochtlijk volk schiep wellust in dat leed.«*)

Als Bilderdijk in die dagen ook niet van zijn vrienden op ondubbelzinnige wijze was gesteund en voortgeholpen, dan ware hij wellicht ten onder gegaan. Het is de trieste periode zijns levens, waarin hij zijn zelfmoordgedachten op papier stelt.2)

Want Napoleon trok zich, in tegenstelling met zijn broeder, van den gevierden dichter niemendal aan, dan dat hij bij een audiëntie volgens Southey de volgende vraag zou hebben gedaan, waarop Bilderdijk den Keizer natuurlijk het antwoord niet schuldig bleef. Ziehier dien merkwaardigen dialoog in Southey's persoonsbeschrijving van Bilderdijk:

«Napoleon asked him once, with cold fixed look,

„Art thou then in the world of letters known?"

And meeting his imperial look with eye

As littie wont to turn away before

The face of man; the Hollander replied,

,,At least I have done that whereby I have

There to be known deserved."«

Dit geschiedde in October 1811, toen Napoleon een bezoek bracht aan Amsterdam en Bilderdijk als lid van het Kon. Instituut den Keizer mede zou verwelkomen. Onder geleide van Lebrun ging de keizer rond en Bilderdijk werd ook voorgesteld. Tot hem richtte de Keizer niet het stereotiepe »Qui êtes-vous?« of »Que faites-vous?«, doch hij sprak den dichter en rechtsgeleerde — zoo had de gouverneur Bilderdijk betiteld — aan met: »Etes-vous connu dans la république des lettres?« Vol fierheid en bewust van zijn eigenwaarde antwoordde de dichter: »Au moins j'a fait ce que j'ai dü pour l'être.«

D. W. XII, 372. 2) Volgens Dr. Kollewijn werd in 1890 bij de auctie van Cobet's boekerij ook een hs. van Bilderdijk over den zelfmoord geveild.